SP stelt vragen over wooncomplex voor Oost-Europese arbeidsmigranten in Etten-Leur
SP stelt vragen over wooncomplex voor Oost-Europese arbeidsmigranten in Etten-Leur
In de BN/DeStem van 23 februari jl. stond een bericht dat Uitzendorganisatie Exotic Green aan de gemeente Etten-Leur binnenkort gaat verzoeken mee te werken aan de bouw van een grootschalig wooncomplex voor Oost-Europese arbeidsmigranten. Het gaat om een nieuw gebouw dat onderdak biedt aan vierhonderd buitenlandse werknemers (hoofdzakelijk Polen). In het betreffende artikel wordt gesteld dat het College van B en W in zijn nieuwe huisvestingsbeleid een positieve grondhouding aanneemt bij initiatieven voor grootschalige wooncomplexen. Natuurlijk begrijp ik dat de huisvesting van de vele arbeidsmigranten een probleem is en in veel gevallen de huidige situatie zeker niet ideaal is. Dat er gezocht wordt naar een oplossing is positief, maar roept natuurlijk ook de nodige vragen op.
Naar aanleiding hiervan heeft Nurettin Altundal van de SP-statenfractie de volgende vragen aan het college van Gedeputeerde Staten gesteld:
1. Is uw College op de hoogte van de bouw van een grootschalig wooncomplex voor Oost-Europese arbeidsmigranten in Etten-Leur?
2. Uitzendorganisatie Exotic Green spreekt over een termijn van maximaal 10 jaar met een optie op permanentie bewoning. Deelt u de opvatting van de SP fractie dat een dergelijke grote concentratie van arbeidsmigranten bij elkaar de participatie en integratie van deze werknemers in onze samenleving niet ten goede komt en dat de polarisatie tussen verschillende bevolkingsgroepen hierdoor wordt gevoed? Zo nee, waarom deelt u deze opvatting niet? Zo ja, wat kunt u als College binnen uw mogelijkheden hiertegen doen?
3. Wat is uw visie op de duur/lengte van een eventuele tijdelijke bewoning van arbeidsmigranten? Wanneer is volgens uw College geen sprake meer van een tijdelijke bewoning maar van een permanente bewoning?
4. Bent u het met ons eens dat het huisvestingsbeleid van arbeidsmigranten net als van andere burgers in onze provincie onderdeel behoort te zijn van het gemeentelijk huisvestingsbeleid? Zo ja, deelt u onze mening dat –gezien het gegeven dat veel arbeidsmigranten uitgebuit worden middels zogenaamde huisvestigingskosten- de gemeenten zelf samen met woningbouwverenigingen zorg moeten dragen voor een sociaal huisvestingsbeleid en tegen deze praktijken van uitbuiting (huisvestingskosten) moeten optreden indien dit wordt geconstateerd? Indien u onze opvatting deelt, welke stappen zult u zetten richting de gemeente Etten-Leur? Indien u deze opvatting niet deelt hoe wil het College ervoor zorgen dat deze praktijken niet meer voorkomen en dat arbeidsmigranten kunnen rekenen op een sociaal fatsoenlijke, betaalbare huisvesting gedurende hun verblijf in Brabant?
5. Bent u met de SP fractie van mening dat, als de bouw van een grootschalig wooncomplex voor Oost-Europese arbeidsmigranten in Etten-Leur niet tegengehouden kan worden, -om de uitbuiting te voorkomen- er dan in de vergunningverlening duidelijke normen moeten staan over bijvoorbeeld: een sociale huurprijs, nutsvoorzieningen, hygiëne en veiligheid, legaal verblijf van de bewoners, onderhoud om verpaupering tegen te gaan, geen overlast omgeving, e.d.? Bent u het met de SP eens dat de handhaving en toezicht hierop adequaat dienen plaats te vinden en er bij overtreding hiervan moet worden gehandhaafd?
6. Een groot deel van de bewoners van de gemeente Zundert heeft al geruime tijd grote bezwaren tegen het geconcentreerd wonen van arbeidsmigranten. Hoe zorgt uw College dat elders in Brabant niet soortgelijke problemen/situaties ontstaan?
7. Als er dan toch gekozen zou moet worden voor grootschalige huisvesting van arbeidsmigranten in wooncomplexen, zou er dan niet gekeken moeten worden naar eventuele gebruikmaking van bestaande leegstaande gebouwen of kantoren? Ziet het college hierin eventueel ook nog een rol voor de provincie weggelegd?
8. De in het wooncomplex te huisvesten arbeidsmigranten zullen waarschijnlijk werkzaam zijn in veel verschillende gemeenten in Brabant. Hoe kan de provincie, en is zij daartoe bereid, ertoe bijdragen dat de arbeidsmigranten op basis van de plaats waar zij werken, beter gespreid worden, doordat omliggende gemeenten een deel van de opvang overnemen?