Noord-Brabant

In februari heeft de bestuursrechter in Breda uitspraak gedaan over de komst van het zonnepark A59 in Oosterhout. Volgens de rechter is het besluit niet rechtmatig omdat de locatiekeuze niet goed is onderbouwd.. Oscar van Raak van de SP Statenfractie heeft daarom de volgende vragen aan het college van Gedeputeerde Staten gesteld:

1. Is het college bekend met de brandbrieven die omwonenden geschreven hebben over de komst van energiepark A59?[1]
2. Deelt het college de zorgen die onder andere milieudefensie heeft over de effecten op de natuur van het energiepark A59 in Oosterhout? Zo nee, waarom niet?
3. De onderzoeken naar de impact op natuur[2] zijn uitgevoerd voorafgaand aan het Nevele-arrest van de Raad van State[3]. Voldoet het plan naar oordeel van het college aan alle eisen gesteld door de Raad van State in dat arrest?
4. Shell heeft zich eerder teruggetrokken uit de vergunningsaanvraagprocedure. Eneco nam de rol daarna op zich, maar had ook een sterke voorkeur voor de huidig aangewezen locatie. Er is bij het uitzoeken van locaties voor het zonnepark alleen gekeken naar de locaties aangewezen door marktpartijen.
5. Is het wenselijk als de commerciële partij een zo dominante rol speelt in het kiezen van een locatie van windturbines of zonneparken?
6. Is het college het met de SP fractie eens dat marktpartijen het vergunningsaanvraagproces nooit mogen gijzelen?
7. Is het college het met de SP fractie eens dat de Regionale Energie Strategie (RES) tekortschiet in de kaderstellende rol als het gaat om afspraken met marktpartijen? Zo nee, waarom niet?
8. Welke lessen trekt het college uit de uitspraak van de bestuursrechter van 27 februari over het vernietigen van de vergunning van het zonnepark A59?[4]    
9. Kan het college op basis van deze casus reflecteren op het uit handen geven van energieprojecten aan gemeenten?
10. Noopt deze uitspraak volgens het college tot een actievere rol van de provincie bij het aanwijzen van locaties voor toekomstige zonne- en windparken? Zo nee, waarom niet?