h

Vragen van de SP over de uiteenlopende standpunten van de provincie en Waterschap De Dommel over het beheer van het ondiepe grondwater

27 augustus 2020

Vragen van de SP over de uiteenlopende standpunten van de provincie en Waterschap De Dommel over het beheer van het ondiepe grondwater

In het advies van het Waterschap De Dommel (hierna het waterschap) dd 15 oktober 2018 en de zienswijze dd 21 dec 2018, beide n.a.v. de uitbreiding van de onttrekkingsvergunning van Refresco Benelux BV , neemt het waterschap posities in die afwijken van die van de provincie. Dit terwijl toch beide overheden gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het beheer van het Brabantse grondwater. Het verschil van inzicht bestaat vooral waar het gaat om het ondiepe grondwater (het z.g. grondwaterlichaam Zand Maas) en leidt ertoe dat het waterschap het verruimen van de grondwateronttrekkingsvergunning van Refresco Benelux BV afwijst.

Daar de beschikking tot deze verruimde vergunning nog onder de rechter is, stellen we hier geen vragen die concreet over Refresco gaan. We richten ons hier op een mogelijk beleidsmatig verschil van inzicht met een meer algemene, mogelijk Brabantbrede, strekking.

De politieke uitgangspunten zijn voor de SP het Provinciaal Milieu- en Water Plan (PMWP) 2016-2021 en de Statenmededeling dd 10 april 2018 ‘Grondwateronderzoeken als basis voor ontwikkeling nieuw grondwateronttrekkingsbeleid’. In deze Statenmededeling wordt becijferd dat het feitelijke verbruik van 255 miljoen m3 zeer dicht onder de gemiddelde jaarlijkse aanvulling zit van 260 miljoen m3 , dat de som van alle vergunde onttrekkingshoeveelheden samen 300 miljoen m3 bedraagt (sinds de nieuwe beleidsregel 250 miljoen m3 ). In een warm klimaatscenario is het denkbaar dat de toevoer afneemt en er meer vraag naar grondwater komt.
De Statenmededeling stelt dat het grondwaterlichaam Zand Maas stabiel is.
De eerste praktische vormgeving hiervan is de nieuwe Beleidsregel dd 07 sept 2018.

Het waterschap meent echter in zijn advies en zienswijze t.a.v. Refresco Benelux BV

  • dat een afname van de grondwatervoorraad sinds de invoering van de nieuwe Beleidsregel niet meer in het vigerend beleid past. Het waterschap stelt dit ongeclausuleerd. De Beleidsregel borgt de Waterwet en de Kader Richtlijn Water (KRW). Van de KRW mag een verdere verslechtering van grondwaterlichamen niet toegestaan worden.
    Uw College deelt deze mening niet waar het om het ondiepe grondwater gaat.
  • dat ook de toestand van het ondiepe grondwater een negatieve trend laat zien (“Trendanalyse beregeningsbeleid 2018” door Artesia BV). Uw College stelt dat die trend niet significant is. Te controleren valt dit niet, omdat genoemde studie niet openbaar te vinden is. De Artesia-studie is van na de genoemde Statenmededeling.
  • Extra ondiepe industriële onttrekkingen betekent, als deze een grondwaterdaling veroorzaken, dat de andere verbruikers mogelijk meer moeten beregenen. Zodoende heeft een dergelijk beleid een cumulatieve werking.
  • Nieuwe en verruimde vergunningen moeten wachten op het nieuwe strategische grondwaterbeleid, waarvan men logischer zou verwachten dat het opgenomen wordt in het PMWP vanaf 2021.

Dit alles brengt Henri Swinkels van de SP Statenfractie tot de volgende vragen:

  1. Is uw College bereid om de “Trendanalyse beregeningsbeleid 2018” door Artesia BV aan Provinciale Staten ter beschikking te stellen?
  2. In hoeverre is uw College het met Artesia BV eens dat er wel degelijk sprake is van een verslechtering van de toestand van het grondwaterlichaam Zand Maas? Kunt u uw antwoord nader onderbouwen?
  3. In hoeverre hebben naar het oordeel van uw College de uitspraken van het waterschap betrekking op een groot deel (mogelijk het hele deel) van de Brabantse zandgronden?
  4. Onderschrijft uw College de bewering van het waterschap dat een verhoging van industriële onttrekkingen kan leiden tot een grondwaterdaling nabij de oppervlakte, en dat die weer tot een verhoogde noodzaak tot beregenen kan leiden? Zo ja, welke conclusies trekt u daaruit. Zo nee, waarom niet?
  5. Uit de Statenmedeling van 10 april 2018 blijkt dat u de nieuwe Beleidsregel dd 07 sept 2018 9blz 7) koppelt aan het diepe grondwater van Maas Slenk Diep. Het waterschap leest blijkbaar een meer algemene strekking in deze beleidsregel (die dus ook over het ondiepe grondwater gaat). Hoe moet deze Beleidsregel volgens u gelezen worden?
  6. Hoe ziet de verdere procesgang richting het nieuwe strategische grondwaterbeleid eruit?

Reactie toevoegen

U bent hier