h

SP wil beter systeem voor smogalarmering

10 juni 2014

SP wil beter systeem voor smogalarmering

Matige smog door PM10
                In de periode van 11 t/m 14 maart en 31 maart t/m 4 april waren de atmosferische omstandigheden van dien aard, dat de lucht erg vuil was. Het archief van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) geeft aan dat de daggemiddelde PM10 – concentraties (fijn stof) op de verschillende Brabantse meetstations op 13 maart rond de 70μgr/m3 pieken en op 2 april rond de 65 μgr/m3 . De uurgemiddeldes voor NO2 piekten op de verschillende Brabantse meetstations langs drukke straten in de ochtendspits van 13 maart ver boven de 100 μgr/m3. Voor beide stoffen had de Tilburgseweg in Breda de twijfelachtige eer de lijst aan te voeren (PM10 op 13 maart 80 μgr/m3).
De ozon piekte in stedelijk gebied op deze dagen tot boven de 60 μgr/m3.
In het eigen meetsysteem van de gemeente Eindhoven (dat geen deel uitmaakt van het LML) piekte de Eindhovense Mauritsstraat op 2 april op 81 μgr/m3.

Voor NO2 en voor ozon blijven deze waarden onder de voor die stoffen geldende norm. Voor PM10 overschrijden ze weliswaar de daggemiddelde norm van 50 μgr/m3, maar dat mag in ons deel van de wereld 37 dagen per jaar gebeuren. De Europese en Nederlandse PM10 – norm is te soepel.

In de volksmond echter sprak men van een smoggolf en de media gedroegen zich navenant. “Waarom kent Nederland geen smogalarm als de lucht al een week lang behoorlijk vuil is?” kopte het Eindhovens Dagblad op 4 april. En Michael Rutgers van het Longfonds vond op 2 april op de site “dat een smogalarm mensen moest waarschuwen.” Daarna verscheen het Belgische systeem op het scherm en daarna Rutgers weer:”In Nederland ontbreekt dat, terwijl mensen juist graag gezonde keuzes willen maken op basis van goede informatie.”

In wettelijke zin worden in Nederland  uurgemiddelde ozonconcentraties onder de 180 μgr/m3 , uurgemiddelde NO2 –concentraties onder de 200 μgr/m3  en daggemiddelde PM10-concentraties onder de 50 μgr/m3  geclassificeerd als “geen of geringe smog”.  Daarboven heet het “matige smog” of zelfs “ernstige smog”, maar dat laatste was niet aan de orde.
Op de hierboven genoemde dagen was er dus sprake van “matige smog” vanwege teveel PM10.
Het RIVM is dan verplicht tot standaard- en aanvullende informatie via www.lml.rivm.nl en via NOS-Teletekst (pag. 711 en 712). De provincie is dan slechts verplicht tot “passieve voorlichting”, zijnde het beantwoorden van publieksvragen als die binnenkomen. 

Het “Belgische systeem” is geen norm, maar een aanvullende beleidsdrempel. Als in Vlaanderen twee dagen achtereen voor PM10 gemiddeld voor Vlaanderen een daggemiddelde van 70 μgr/m3voorspeld wordt, brengt de regering de maximum snelheid omlaag en geeft informatie aan de bevolking.

OP basis van metingen achteraf zou het meetstation Vredepeel op 12 en 13 maart aan het “Belgische” criterium voldaan hebben. Sommige andere andere Brabantse meetstations zaten één dag boven de 70 μgr/m3 en één dag er net onder, andere er twee dagen net onder. Bij een voorspelling vooraf was het volstrekt redelijk geweest rekening te houden met twee dagen achtereen overschrijding. Kortom, het is passend om de vraag te stellen of het Belgische systeem voor Brabant relevant is.

Nederlandse provincies hebben het recht om het Belgische alarmeringssysteem over te nemen. GS van de provincie Limburg hebben dat in 2008 al gedaan.  Daar kiest de provincie ervoor om zich te voegen naar de Belgische beleidsdrempel en om dan middels een persbericht actieve voorlichting te geven.

Matige smog door ozon
Op 8 juni 2014 meldde de Omroep Brabant dat op 9 juni smog door teveel ozon in de lucht verwacht werd. Blijkbaar was het niet ondenkbaar dat de uurgemiddelde ozonwaarde boven de 180 μgr/m3 zou komen. Er is dan sprake van matige smog door ozon.
Het RIVM verwachtte geen overschrijding van de PM10-grenswaarde voor matige smog.
Bij matige smog door ozon heeft het RIVM wel een actieve informatieplicht. In aanvulling op het gangbare informatie informeert het RIVM de provincies, de GGD, het ANP en het Meldpunt Inspectie Leefomgeving en Transport. Ook de provincie heeft dan een actieve informatieplicht, maar heeft deze gemandateerd aan het RIVM.
Dit is de situatie die men zich zou wensen en het heeft gewerkt. In deze situatie is dus geen reden voor aanvullend provinciaal beleid.

Naar aanleiding hiervan hebben Francy van Iersel en Wouter van der Staak van de SP Statenfractie Noord-Brabant de volgende vragen aan het college van Gedeputeerde Staten gesteld:

  1. Is het College van GS bekend met het Belgische beleid?
  2. Is het College van GS bekend met de smogalarmeringsbeleid van de provincie Limburg?
  3. Hoe staat het College van GS tegenover de gedachte om, net als de provincie Limburg, een aanvullend alarmeringsbeleid te ontwikkelen als het op basis van een voorspelling redelijk lijkt om aan te nemen dat in grote delen van Brabant het “Belgische criterium” overschreden zal worden?
  4. Zo ja, is het College dan genegen om met de PS-commissie Ecologie en Ruimte van gedachten te wisselen over de inhoud van een dergelijk beleid?

Reactie toevoegen

U bent hier