h

SP stelt vragen over verband Q-koorts en uitrijden mest

13 mei 2014

SP stelt vragen over verband Q-koorts en uitrijden mest

Het uitbreken van Q-koorts blijkt vaak samen te hangen met het uitrijden van besmette mest. Tot nu toe werd aangenomen dat de besmetting rechtstreeks van geitenboerderijen kwam, en dat dus vooral omwonenden van het geitenbedrijf ziek werden. Dat is het resultaat van een ruimtelijke analyse van de Q-koorts-uitbraak van 2006-2010. Het onderzoek werd uitgevoerd door Alterra, in samenwerking met de GGD Zuid-Limburg en de Universiteit van Maastricht. Het onderzoek is gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift PLOS One. Het wonen vlak bij geitenboerderijen bleek maar voor iets meer dan de helft een verklaring te zijn voor de Q-koorts besmettingen.

Er is gekeken of er een verband was in plaats en tijd tussen het lammeren, het uitrijden van mest en het opreden van de ziekte bij mensen. Uit de analyses bleek dat de piek van lammeren laat in de winter werd opgevolgd door een piek in mest uitrijden in de vroege lente. In mei, een maand na het mest uitrijden, piekten de ziektegevallen bij de mens. De tijd tussen het mest uitrijden en de piek van ziekmeldingen komt overeen met de incubatietijd van Q-koorts, de tijd die verstrijkt tussen de besmetting en de eerste ziekteverschijnselen.

Het aantal zieken dat in de buurt van agrarische percelen met besmette mest werd aangetroffen was procentueel groter dan het aandeel zieken in de buurt van besmette geitenhouderijen. Ook was het aantal zieken
rond percelen met besmette mest procentueel hoger dan rond percelen met niet-besmette mest, en waren er meer zieken rond besmette bedrijven met eigen grond, dan rond besmette bedrijven zonder eigen grond (die de mest naar elders af moeten voeren). Het uitrijden van besmette mest speelt dus een belangrijke rol bij het verspreiden van de Q-koorts.

De resultaten geven dan ook aanleiding tot het herbeoordelen van de eerder genomen beleidsmaatregelen om de verspreiding van Q-koorts in te dammen. Voorlichting over de gevolgen van het uitrijden van mest aan boeren is nodig, evenals effectieve controle. Die controle geldt ook voor het verspreiden van mest op eigen percelen. Uit het
onderzoek blijkt ook dat het nodig is om bij nieuwe  uitbraken van zoönosen data van dieren en mensen geïntegreerd te analyseren, op nationale schaal, en met experts op het gebied van bedrijfssystemen, om een op zich logische route van de verspreiding van Q-koorts niet nog eens te missen.

http://www.omroepbrabant.nl/?news/210681742/Uitrijden+mest+belangrijke+verspreider+Q-koorts.aspx

 

http://www.wageningenur.nl/nl/show/Uitrijden-van-besmette-mest-medeoorzaak-van-verspreiding-Qkoorts.htm

 

Naar aanleiding van de uitkomsten van dit onderzoek heeft Veerle Slegers van de SP-fractie de volgende vragen aan Gedeputeerde Staten gesteld:

 

  1. Welke consequenties moet de uitkomsten van dit onderzoek wat u betreft hebben voor het provinciaal beleid bij nieuwe uitbraken van
    Q-koorts? Oftewel: Bent u van plan om op grond van de uitkomsten van dit onderzoek uw beleid bij nieuwe uitbraken van Q-koorts aan te passen, en zo ja, op welke manieren? Zo niet, waarom niet?

  1. Moeten de uitkomsten van dit onderzoek wat u betreft consequenties hebben voor het provinciaal mestbeleid en zo ja welke? Zo niet, waarom niet?

  1. Moet de Brabantse Verordening Ruimte wat u betreft worden aangepast aan de uitkomsten van dit onderzoek? Graag een toelichting van uw antwoord.

  1. Bent u bereid om in uw contacten met de ZLTO en andere relevante agrarische organen de resultaten van dit onderzoek te bespreken en te pleiten voor voorlichting aan agrarische ondernemers over de gevolgen van het uitrijden van mest? Graag een toelichting.

  2. Op welke manieren kunt u in uw contacten met de Rijksoverheid pleiten voor voorlichting aan boeren en voor effectieve controle op het uitrijden van mest? Bent u ook bereid om dat te doen? Zo niet, waarom niet?

Reactie toevoegen

U bent hier