h

Inbreng Veerle Slegers in het debat over de zorgvuldige veehouderij

12 februari 2014

Inbreng Veerle Slegers in het debat over de zorgvuldige veehouderij

De afgelopen jaren ben ik, vaak alleen, soms met partijgenoten of collega’s van andere partijen, door Brabant getrokken. We hebben aan de keukentafel gezeten bij boeren, bij buren van boeren, bij beschermers van natuur, dier en milieu, bij wetenschappers en juristen en sociologen. We hebben heftige avonden in dorpshuizen meegemaakt en baggerden door de modder en mest te midden van koeien, varkens, geiten, schapen en zelfs buffels. En heel erg veel, zo niet alles van wat we daarbij hebben gezien en opgestoken, komt vandaag in dit debat terug. Een debat dat niet alleen voor Brabant belangrijk is maar voor heel Nederland omdat het best weleens zou kunnen dat we hier vandaag voor het eerst een echt begin van oplossingen bespreken voor veel problemen die we in al die gesprekken en bezoeken de laatste jaren zijn tegengekomen.

Een kleine tien jaar geleden leidde de toenemende ongerustheid over opeenvolgende dierziekte-epidemieën en grootschalige ontwikkelingen in het buitengebied die de leefomgeving aantastten tot discussies over de intensieve veehouderij. Brabant begrensde als eerste en volgens mij tot nu toe als enige provincie de bouwblokgrootte van veehouderijen, de commissie van Doorn werd aan het werk gesteld. Maar intussen gingen de intensivering en de opschaling van de veehouderij door en de Q-koorts hield huis. Er moest veel meer gebeuren. Den Haag en Brussel hielpen niet mee, vonden en vinden economie belangrijker dan ecologie en volksgezondheid, leggen de markt geen strobreed in de weg in de illusie dat die markt volstrekt vrij is. Maar zeker in de Peel en de Kempen en op sommige andere plekken in Brabant namen de risico’s en de zorgen zodanig toe dat de provinciale politiek op zoek is gegaan naar oplossingen. Samen met de maatschappelijke partners die allemaal om hen moverende redenen gemotiveerd waren om mee te werken. De natuurbeschermers omdat de natuur te lijden had, de boerenvertegenwoordigers omdat het draagvlak voor Brabantse voedselproductie in rap tempo verdween, de gezondheidsmensen omdat de risico’s voor de volksgezondheid zo groot waren. Dit resulteerde in het unieke Brabantberaad dat na een jaar van intensief overleg en onderhandeling met een aantal unanieme afspraken kwam.

De SP wil om te beginnen alle partners in het Brabantberaad een groot compliment maken omdat ze erin zijn geslaagd om als eersten van Nederland en misschien wel in west-Europa om in brandhaard Brabant vol smeulende zorgen en oplaaiende emoties sámen een aanpak voor te stellen die het begin kan zijn van een echte ommekeer, een eerste echte stap in de richting van verstandige voedselproductie. Daarmee weten ze in elk geval alle ogen uit de andere provincies en Den Haag op zich gericht. De voorstellen van het Brabantberaad zijn experimenteel, nog niet altijd uitgewerkt en niet zaligmakend maar voor het eerst worden er gezamenlijk grote, gedurfde stappen gezet die de SP hoop geven.

We willen ook een compliment maken aan het college en dan met name aan gedeputeerde de Boer die bij tijd en wijlen een geplaagd man leek en was maar er steeds in slaagde de onderhandelingen op gang te houden of vlot te trekken.

Het Brabantberaad ging over zorgvuldige veehouderij met lokale inpassing en goede betrokkenheid van burgers, over nieuwe verdienmodellen en innovatie. Voor de lokale inpassing ligt er nu een voorstel voor de vaststelling van urgentie- en impactgebieden en verbeterplannen tegen overlast. Voor de nieuwe verdienmodellen ligt er de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij.

Om met die laatste te beginnen: Belangrijke schakels in de keten als de supermarkten en voedselverwerkende bedrijven en ook de banken nemen nog steeds niet of onvoldoende hun verantwoordelijkheid, dus moet de overheid dat regelen. Vandaar weer via Gedeputeerde Staten de oproep aan staatssecretaris Dijksma en de haren tot maatregelen die deze ketenschakels bij de les brengen.

Nu heb ik via Twitter tegenwoordig een hotline met een heleboel boeren die mij duidelijk maken dat we vandaag tegen moeten stemmen omdat zonder een actieve retail en voedselverwerker de BZV niet haalbaar en betaalbaar is voor ondernemers. De SP snapt die zorgen, reden waarom we onder meer het initiatief namen om de retail hier uit te nodigen voor een gesprek. Dat gesprek leverde nog niet veel op maar resultaat is wel dat de discussie over de rol van de retail weer is opgelaaid, ook in Den Haag, waar maatregelen vandaan moeten komen om de retail te verleiden of desnoods te dwingen om haar ketenverantwoordelijkheid te nemen. De SP dient daarom met het CDA de motie in over de in Den Haag benodigde update van de afspraken in het Verbond van Den Bosch. Ook willen we hier aan Provinciale Staten voorstellen om de Nederlandse landbouwvertegenwoordigers in Brussel spoedig uit te nodigen voor een werkbezoek aan en een gesprek in Brabant.

Maar laat ik hier ook even enkele recente uitspraken door andere boeren memoreren. Melkveehouder Rob wil bewust niet meer dieren houden en wordt daarvoor gestraft door de bank die nu niet wil meebetalen aan de verbreding van zijn bedrijf. Rob liet me via Twitter weten: “als wij steeds maar meer gaan produceren heeft de "retailer" steeds meer kans ons uit te spelen tegen elkaar” En op Foodlog zegt varkenshouder Harm Jan: “Ik vrees het ergste voor de varkenshouderijsector, misschien ben ik nog wel pessimistischer en denk ik dat andere sectoren niets leren van de voorbeelden van de glastuinbouw en de varkenshouderij. We zijn soms net lemmingen die op een afgrond aan rennen.” Buffelboer Arjan en rundveehouder Jan hebben slechts kleine familiekuddes maar met een heleboel aanverwante, goedlopende activiteiten op hun bedrijf. Met andere woorden: de Zorgvuldigheidsscore en alle andere maatregelen die Brabant nu neemt, komen niet zomaar uit de lucht vallen, die zaten al jaren in de pijplijn. Sommige ondernemers hebben dat tijdig gezien en zijn gaan nadenken over een innovatieve bedrijfsvoering, niet door groter maar anders te gaan boeren. En ze zijn daar in toenemende mate succesvol in. Veel andere ondernemers gedragen zich echter nog steeds als Harm Jans lemmingen. Het is tijd dat ook zij beseffen: Hier stopt de grootschaligheid. Brabanders willen kringlooplandbouw en boeren met de buren, zodat ze verzekerd zijn van én hun volksgezondheid én een prettige leefomgeving én een verstandige voedselproductie.

Lokale inpassing met goede betrokkenheid van burgers. Als middel voor die lokale inpassing stellen Gedeputeerde Staten op grond van het Brabantberaad aanwijzing en aanpak van urgentie- en impactgebieden voor in de overbelaste regio’s. Wenselijk is om daar te sturen op dieraantallen. De commissie MER geeft dat aan en het is één van de belangrijkste uitkomsten van het Brabantberaad. Alleen door de aantallen veedieren tenminste te maximeren en uiteindelijk terug te brengen kan de overlast in al zijn verschijningsvormen van stank, fijnstof, risico’s op ziekten, ammoniakuitstoot, transportbewegingen, mestoverschot, niet-passende stallen en dergelijke fundamenteel worden teruggebracht.

Moeilijkheid is dat er in reeds verleende, onherroepelijke vergunning nog veel uitbreidingsruimte zit waar provincie noch gemeenten meer iets aan kunnen veranderen. Dat maakt het des te urgenter dat er vanaf nu echt geen dieren meer bij mogen. We willen graag van Gedeputeerde Staten horen welke mogelijkheden en beperkingen tot sturing op dieraantallen de provincie heeft en in geval van beperkingen wat er volgens het college moet gebeuren om die beperkingen op te heffen.

Maar voordat er kan worden gestuurd op die dieraantallen, moeten deze urgentie- en impactgebieden worden aangewezen. Het Brabantberaad legt daarvoor de verantwoordelijkheid bij gemeenten. Sommige gemeenten hebben al stappen gezet in deze richting maar andere zeker nog niet. Veel burgers hebben aangegeven grote zorgen te hebben over wil of vermogen van hun gemeente om samen met hen deze gebieden aan te wijzen en verbeterplannen tegen de overlast op te stellen. Ook de SP is er niet gerust op. Gedeputeerde Staten stellen gemeenten zo nodig inhoudelijk te ondersteunen. De SP wil weten op welke manier dat gaat gebeuren. De SP is ook van mening dat de provincie hier toch als coördinator en motivator zal moeten blijven optreden. Gedeputeerde de Boer heeft eerder de term “marktmeester” gebruikt en dat lijkt de SP een goede. Op welke manier wil de gedeputeerde deze rol als marktmeester invullen?

Andere vraag is op welke manier de betrokkenheid van burgers kan worden geregeld. De SP wil graag van Gedeputeerde Staten de garantie dat bij alle lokale inpassingen en bij de vaststelling van alle urgentie- en impactgebieden burgers een actieve rol spelen. Hoe zien Gedeputeerde Staten de organisatie daarvan? De Bernhezer Buitenwacht heeft hiervoor in december een volgens ons werkbaar voorstel gedaan. Maar we weten ook dat Gedeputeerde Staten zelf al aan de slag zijn gegaan: graag een toelichting.

Eén van de onderdelen van de verbeterplannen moet zijn het aanspreken van ondernemers om oude stalsystemen aan te pakken. De commissie MER adviseert om in het instrumentarium prikkels in te bouwen om bestaande stallen of bedrijven aan te passen ook zonder dat die concrete uitbreidingsplannen hebben. De Bernhezer Buitenwacht doet dit voorstel ook en noemt het een “APK-regeling voor opschoning van achterhoedestallen”. Onze vraag is of het college het ermee eens is dat zo’n APK-keuring een goed idee is en of Gedeputeerde Staten wil onderzoeken op welke manier zo’n prikkel kan worden opgenomen in het instrumentarium.

Gedeputeerde Staten hebben bij het Rijk de vraag neergelegd of aanpak via het milieuspoor mogelijk is maar heeft daarover nog geen uitsluitsel gekregen. Ook is de vraag gesteld aan Den Haag of de mogelijkheden voor interne staldering op een veehouderij kunnen worden beperkt in het Besluit Huisvesting. Ook daarop is er nog geen antwoord. Zou het de gedeputeerde helpen als er vanuit Provinciale Staten een ondersteuning voor een spoedige positieve beantwoording van deze vragen zou komen?

We zijn blij met volksgezondheid als onderdeel van de Zorgvuldigheidsscore. En heel goed dat ZLTO, Provinciale Gezondheidsraad en GGD bezig zijn volksgezondheid in de bestaande certificeringen te krijgen.

De SP is gezien de regelmatig voorkomende stalbranden waarbij veel vee op een akelige manier het leven laat ook tevreden met de toezegging van gedeputeerde de Boer in de Statencommissie 2 weken geleden dat brandveiligheid van stallen zal worden opgenomen in de volgende versie van de BZV, die overigens gelukkig ook nu al stuurt op een vergroting van dierenwelzijn op bedrijven.

De Zorgvuldigheidsscore wordt elke twee jaar geëvalueerd en indien nodig bijgesteld, en dat is goed omdat de overgang naar een verstandige veehouderij een leer-, experimenteer- en ontwikkelproces is.

Dan over mest:
Gedeputeerde Staten willen actief monitoren op het aanbod van mestbewerking in Brabant om te voorkomen dat er een overaanbod ontstaat. De SP wijst er niet voor het eerst op dat er in Brabant al een zeer groot mestoverschot bestaat waarvoor ons inziens uiteindelijk maar één oplossing is: De kraan dichtdraaien, zorgen dat er minder mest wordt geproduceerd en dat er dus door vernieuwende bedrijfs- en ketenmodellen minder dieren worden gehouden. Dat is uiteraard niet van de ene op de andere dag geregeld en dus moeten we zorgen dat er in de tussentijd alle mest op een verstandige manier wordt bewerkt en benut. Export van mest of mestproducten is daarvoor geen optie: juist de laatste weken geven de grootste afzetgebieden Duitsland, Frankrijk en België aan geen behoefte meer te hebben aan Brabantse en Nederlandse mest. Co-vergisting is voorlopig ook geen optie: die is niet kostenefficiënt, de technologie is te complex en er is slechts beperkte expertise beschikbaar, er gaan ongewenste effecten optreden als handel in covergistingsmateriaal en er zijn behoorlijke milieu- en veiligheidsissues.

Om totdat de mestkraan is dichtgedraaid niet kopje onder te gaan pleit de SP pleit daarom voor een beperkt aantal lokale, bijvoorbeeld coöperatieve, mestverwerkingslocaties op niet-overlastgevende plekken in het buitengebied zoals er al een aantal zijn. Gezien de kleinschaligheid van het Brabantse buitengebied en de kwetsbare leefbaarheid moeten Gedeputeerde Staten nauwkeurig monitoren waar het kan en niet kan en hoeveel er op grond van het aantal miljoen ton in Brabant geproduceerde mest nodig zijn. Op geen enkele manier mag het voorhanden zijn van verwerkingslocaties een argument zijn om dan maar meer dieren te gaan houden omdat we toch zat verwerkingscapaciteit hebben. We zijn immers bezig met de overgang naar een verantwoorde veehouderij en dat betekent simpelweg de overgang naar een veehouderij die niet meer mest produceert dan onze eigen grond kan verwerken. Dat is de kringlooplandbouw waar het Brabantberaad en ook de SP zo snel mogelijk naar toe wil.

De uitkomsten van het Brabantberaad zijn unaniem en worden dus breed gedragen door veel Brabanders uit ondermeer de groene, de gezondheids- en de boerenhoek die allemaal concessies aan elkaar hebben gedaan. Er zitten uiteraard haken en ogen aan waarvan ik enkele wezenlijke heb benoemd. Maar juist door het evenwicht en het brede draagvlak neemt de SP de uitkomsten van het Brabantberaad zeer serieus. En we zien er een echte eerste stap in in de richting van een gedragsverandering die zo snel mogelijk Gezondheid, een Toekomstbestendige veehouderij en Verstandige Voedselproductie moet garanderen. Vandaar dat we positief zijn, met de zojuist gemaakte kanttekeningen en vragen.

U bent hier