h

Inzet van giftige chemicaliën in Brabant, hoe verhoudt zich dit tot de pilot 'Schoon Water?'

31 augustus 2013

Inzet van giftige chemicaliën in Brabant, hoe verhoudt zich dit tot de pilot 'Schoon Water?'

Enkele recente perspublicaties brachten Francy van Iersel van de SP statenfractie ertoe aandacht te vragen aan het college van Gedeputeerde Staten van Brabant voor enkele agrarische ontwikkelingen, die aandacht en mogelijk stappen van de kant van de provincie vragen.

In het Eindhovens Dagblad van 7 aug. 2013 staat dat de Gezondheidsraad wil dat er een grondig onderzoek komt naar de effecten van bestrijdingsmiddelen op omwonenden. De Gezondheidsraad meent “dat er aanwijzingen zijn, gebaseerd op buitenlands onderzoek, dat bepaalde ernstige aandoeningen bij de omwonenden van landbouwbedrijven vaker voorkomen. Hard bewijs daarvoor is er niet” zegt de raad. De raad wil ook schadelijke stoffen in lucht, bodem, water en huisstof meten.
In het ED van 8 aug zegt Henk Raijmakers, voorman van de ZLTO te Deurne, dat “de ZLTO blij is met het advies van de Gezondheidsraad. Daar is iedereen bij gebaat”. Hij verwacht dat het onderzoek niet tot schokkende resultaten zal leiden “in mijn kwekerij kan ik een luis doden terwijl de lieveheersbeestjes erom heen niets merken”. Ook de branche-organisatie Agrodis heeft, volgens het ED, laten weten voor een dergelijk onderzoek te zijn.
In hetzelfde artikel analyseert het ED dat de normen voor bestrijdingsmiddelen streng zijn, maar dat risico’s voor omwonenden niet expliciet in de normstelling meegenomen zijn. Verondersteld werd dat dit afgedekt was omdat het voor de boer afgedekt was.
IN het artikel van 7 augustus werd Albert Schoppink uit Veeningen in Drente geciteerd met uitspraken, gedaan op een hoorzitting (begin 2012) van de Gezondheidsraad. Hij stelde dat hij naast een perceel woonde, dat tot dan toe, voor hem probleemloos, voor veeteelt gebruikt werd. Op een dag echter verschenen er acht blauwe vaten met Monam Clean Start Sodium aan de wegkant. Het bleek dat zijn buurman-boer het perceel verhuurd had aan een bollenteler, die met dit gif spoot om de grond te ontsmetten. De partner van Schoppink en een buurvrouw vertoonden ook ziekte-verschijnselen. In een brief namens 12 buurtgenoten schetst Schoppink de absurde situatie “de werknemers van de teler dragen beschermende kleding en giftige stoffen kunnen dankzij filters niet in hun cabine komen. Na het spuiten rijden ze weg. Wij als omwonenden kunnen niet weg en wij zitten dus minimaal een half jaar onbeschermd in de gifstoffen”.
Het ED van 23 augustus 2013 meldt, dat bollentelers steeds vaker naar Zuidoost-Brabant komen. Bollen kunnen niet eindeloos op dezelfde grond verbouwd worden. Wisselbouw is nodig en de wissellocatie ligt steeds vaker in Brabant. De doorlatende zandgrond is daar geschikt voor. “Veel Brabantse landbouwers telen bloembollen op contractbasis voor telers uit de Bollenstreek” aldus een woordvoerder van de ZLTO.
Er is een relatie met het mestbeleid. “Vroeger werd er een laagje drijfmest over heen gegooid, maar dat mag niet meer. Daardoor is er wellicht gas verdampt”. (het gaat weer over Monam)
Het Veiligheidsinformatieblad van Monam Cleanstart ondersteunt de zorgen voor mens en milieu. De tekst bevat een veelheid aan gevaaraanduidende zinnen en aan ARBO-bepalingen. Er worden diverse schadelijke effecten op de gezondheid genoemd, niet alleen bij inademing en inslikken, maar ook bij huidcontact. Verder is het middel extreem giftig voor in water levende organismen. Aan het personeel worden beschermende kleding, handschoenen, een veiligheidsbril en adembeschermings-apparatuur voorgeschreven.
Het middel is gemakkelijk biologisch afbreekbaar. Er staat niet bij tot wat, dus of er, al dan niet tijdelijk, een residu achterblijft dat aandacht verdient.
Diverse bodemontsmetters (waaronder bijvoorbeeld methylbromide) zijn al verboden. Monam is een van de twee nog toegestane middelen. Maar ook daarop wordt druk uitgeoefend.
In Wageningse kringen is in 2009 een biologische grondontsmetting ontwikkeld die, naar men zegt, veel veiliger is dan Monam en bovendien veel beter en langer werkt. Ondanks de grote giftigheid doodt Monam, naar men zegt, slechts 60 tot 80% van de doelgroep.
Het ontbreekt ons aan deskundigheid om deze claims op hun waarde te kunnen schatten.
Bij onderzoek op de eigen provinciesite, bijvoorbeeld in het Provinciaal Milieuplan, vindt men erg weinig informatie over de omgang van onze provincie met bestrijdingsmiddelen.
De provincie is medeverantwoordelijk voor de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater. Inderdaad vindt men recente monitoringsverslagen, waarin de gevolgen van het werken met o.a. gewasbeschermingsmiddelen in het water terugvindt. Men vindt echter nauwelijks iets over de provincie als handelend actor. Men vindt alleen de provinciale deelname aan de pilot “Schoon water voor Brabant”. Het lijkt er op dat de provincie meer volgt dan stuurt.
Ook vindt men geen informatie over provinciale bemoeienis met de ontwikkeling van Rijksbeleid en met de vraag hoe bestrijdingsmiddelen ingezet mogen worden.
Dit alles kan met de verdeling van bevoegdheden tussen provincie en Rijk te maken hebben.
1) Is uw College bekend met de genoemde artikelen?
2) Welke rol en welke bevoegdheden heeft de provincie, waar het gaat om de inzet van giftige chemicaliën in de land- en tuinbouw en de veeteelt in Brabant?
3) Welke ambities heeft uw College bij het aansturen van giftige chemicaliën in de agrarische sector?
4) Zoals vaker gezegd, heeft uw College in een aantal kwesties geen macht, maar wel invloed. “Er wordt in Den Haag naar ons gekeken”. Kunt u die invloed gebruiken voor bijvoorbeeld een grootschalige praktijkproef met een biologische bodemontsmetter?
5) In hoeverre is het mogelijk om via de ruimtelijke regelgeving te borgen dat er een zekere afstand bestaat tussen agrarisch gebied (waarop vergif gespoten kan worden) en woonbebouwing?
6) Het spuiten van gewasbestrijdingsmiddelen in normale situaties wordt geregeld in het Activiteitenbesluit Open Teelt. (Dat zegt overigens inderdaad niets over omwonenden). Welke ruimte laat het Activiteitenbesluit uw College voor een eigen provinciaal beleid?
7) Er bestaan in den lande bestemmingsplannen (bijv. Buitengebied Elburg 2012) , waarin het verboden is om bloembollen te kweken, tenzij met ontheffing. Deze wordt verleend op basis van milieuhygienische garanties, die een potentiele bloembollenteler geeft en die in de Omgevingsvergunning vastgelegd worden. In hoeverre bevatten Brabantse bestemmings-plannen bepalingen die de komst van de bloembollenteelt kunnen reguleren, en in hoeverre gebeurt dat? Heeft uw College een mening over denkrichting?
8) In hoeverre is er zicht op of de afbraak van Monam Clean Start (en met vergelijkbare dithiocarbamaten) in bodem en grondwater residuen achterlaat, die wij vervolgens weer terugzien bij de volgende monitoring?
9) Ziet uw College mogelijkheden om de Gezondheidsraad te assisteren bij haar onderzoek?

U bent hier