Beantwoording van de vragen door de SP over Chemie-Pack en Moerdijk zet aan tot een vervolg.
Beantwoording van de vragen door de SP over Chemie-Pack en Moerdijk zet aan tot een vervolg.
De provinciale SP heeft, bij monde van woordvoerder Fráncy van Iersel, naar aanleiding van het rapport van de Onderzoeksraad Veiligheid naar de brand bij Chemie-Pack en naar aanleiding van het rapport “Evenwichtskunst” van de WRR vragen aan GS gesteld over het industrieterrein Moerdijk, over vergelijkbare terreinen elders in Brabant, en over de omgang daarmee vanuit de provincie. OP 27 maart jl. heeft het College van GS deze vragen beantwoord. Echter is de beantwoording van de vragen soms onvolledig of roepen nieuwe vragen op. De SP is dan ook van plan om op het onderwerp terug te komen.
Het College van GS geeft aan bij die bedrijven, waarvoor de provincie bevoegd gezag is, “strenger te zijn” dan de landelijke lijn. GS geven aan dat het document “Zo handhaven wij in Brabant” elke twee jaar geactualiseerd wordt. De volgende keer zal zijn in 2013. Tussen nu en die tijd zal de SP zich verder in het onderwerp verdiepen en, waar mogelijk, de nodige praktijkervaringen inbrengen. Hetzelfde geldt voor de startnotie over de nieuwe visie op het Brabantse risicobeleid.
Een van de basisgedachten onder de door de SP gestelde vragen is dat de SP zich afvraagt in hoeverre het gangbare model van vergunningverlening en – handhaving voor het zwaarste type bedrijventerreinen nog adequaat is. De standaard is dat dergelijke terreinen met zware of gevaarlijke industrie teveel gezien worden als niet meer dan een verzameling van afzonderlijke inrichtingen met slechts een eigen vergunning. Toch leert Chemie-Pack dat de onderlinge wisselwerking van bedrijven van het grootste belang is. De SP meent dat het voor de preventie van rampen van belang is dat er een sterker collectief element in het beheer van en de vergunningverlening aan bedrijven op dergelijke terreinen komt.
GS zeggen terecht dat een dergelijke collectiviteit al spreekt uit intentieverklaring, waarin private en particuliere instanties uitspreken tot een gezamenlijke brandweer voor Moerdijk te willen komen. Het Havenschap Moerdijk onderzoekt of het mogelijk is de kosten door te berekenen via de erfpachtconstructie. Voor fractie van de SP zijn deze stappen noodzakelijk, maar nog niet voldoende. De SP heeft nog geen afgeronde ideeën over een strakkere collectieve organisatie van zware bedrijventerreinen.
Een voorbeeld is het bedrijfsterrein rond de vroegere DSM, Chemelot. Het bedrijfsterrein heeft een koepelvergunning voor de daar gevestigde bedrijven. De rechtspersoon achter deze constructie, Chemelot Site Permit BV, heeft een eigen reglement waarin bijvoorbeeld zaken rond onderaannemers, toegangsregels, vervoer van gevaarlijke stoffen binnen het complex etc geregeld zijn in aanvulling op de algemene wetgeving.
Het College van GS spreekt enerzijds uit de gedachte om één vergunning te verlenen voor “een bedrijfsterrein” te ondersteunen, maar meent dat dit nog niet mogelijk is vanwege enerzijds nationale en Europese wetten, anderzijds omdat de WABO dit pas toe zou staan als de bedrijven op het complex een dieper gaande onderlinge samenhang hebben dan op de Moerdijk praktijk is. De SP zal zich hier verder in verdiepen. In dat kader zal de SP initiatieven nemen waardoor de constructies en ervaringen van Chemelot ter kennis gebracht worden van de Brabantse politiek.
Het College van GS spreekt zichzelf tegen over de omgang met verouderde bestemmingsplannen (Moerdijk 1999, het Eindhovense De Hurk bijvoorbeeld 1988). Enerzijds zegt het College dat dat de taak van de gemeenten is en dat het daarom niet zinvol is om dit te inventariseren, anderzijds zegt het College dat het de taak van de vroegere VROM inspecties over heeft moeten nemen om toezicht te houden op de bestemmingsplannen en dat er daarom wel een inventarisatie in gang gezet is (bedoeld voor de zomer van 2012). De SP houdt het College aan deze laatste uitspraak.
Tot slot. De mate waarin bedrijven verzekerd zijn tegen rampen is van belang omdat de provincie in beeld is wanneer er in de toekomst zich weer een dure ramp bij een onderverzekerd bedrijf zich voordoet.
GS is van mening dat de provincie niet de bevoegdheid heeft dit bij bedrijven op te vragen. Echter heeft GS door middel van een brief aan het Rijk ervoor willen pleiten, dat de verplichting tot een adequate verzekering als voorwaarde in vergunningen moet worden opgenomen. Met deze toezegging is de fractie van de SP voorlopig tevreden.