h

Megastallen: Van Doorn voegt weinig toe

12 september 2011

Megastallen: Van Doorn voegt weinig toe

Het begon zo mooi bij de presentatie van het rapport van de commissie Van Doorn: ‘De huidige intensieve veehouderij in Brabant is maatschappelijk, ecologisch en economisch onhoudbaar’. Duidelijke woorden, en een duidelijke oproep om te komen tot een duurzame vleesproductie. Maar het rapport wordt daarna al snel teleurstellend.

Door Johan van den Hout en Veerle Slegers

Van een daadkrachtige overheid die paal en perk stelt aan de voortdurende schaalvergroting in veeteelt, land- en tuinbouw kan volgens Van Doorn geen sprake zijn. De markt moet het vrijwillig oplossen, de discussie moet niet meer gaan over hoeveel beesten per vierkante meter, hoeveel overlast burgers nog moeten accepteren of hoeveel uitbraken van epidemieën we nog willen meemaken.

Het rapport komt niet verder dan een vrijwillig convenant tussen supermarkten waarin zij beloven in 2020 alleen nog ‘zorgvuldig geproduceerd vlees’ in de schappen te hebben. Wij geloven niet meer zo in de vrijwillige bereidheid van grote marktpartijen om te komen tot duurzaamheid. Het zijn juist deze retailers geweest die boeren jarenlang te weinig hebben betaald voor hun varkensproducten. Over de definitie van het begrip ‘zorgvuldig’ laat de commissie niet meer los dan dat het welzijn van het dier centraal staat, een open deur van jewelste.

Terwijl het probleem toch echt duidelijk is: de huidige intensieve veehouderij is een doodlopende weg, voor zowel boeren, burgers als dieren. Als de markt tot een oplossing had kunnen willen komen was dat al wel gebeurd. Sterker nog, de huidige onhoudbare situatie is precies de uitkomst van die marktwerking. Burgers eisen terecht dat hun overheid nu de regie in handen neemt, zij verwachten concrete maatregelen. De enige echte concrete stap is het verminderen van het preventieve anti-bioticagebruik, maar dat zat al geruime tijd in de pen van minister Schippers van volksgezondheid, gefundenes fressen dus.

De grens van anderhalve hectare voor een veebedrijf staat wat ons betreft niet ter discussie, en er is binnen Provinciale Staten ook geen behoefte om daar aan te tornen. Ook een maximum aan het aantal dieren creëert duidelijkheid. Bestaande milieunormen zoals voor stankoverlast moeten mogelijk worden aangescherpt en op z’n minst strikt gehandhaafd. De ontwikkeling naar nóg grotere veebedrijven zoals Van Doorn die mogelijk (en zinvol) acht is niet de weg die we moeten gaan. Dat gaat ten koste van honderden – vooral kleinere – boeren en van het landschap. Nog intensievere Nederlandse voedselproductie voor de groeiende wereldbevolking (zoals van Doorn stelt) maakt de problemen alleen nog maar groter. Ook al zouden we erin slagen om de productie wat duurzamer te maken. Want willen we wel dat onze complete voedselproductie in handen komt van een steeds kleinere groep kapitaalkrachtige en dus machtige, manipulatieve multinationals die winst maken als voornaamste drijfveer hebben? Wie beschermt dan onze voedselveiligheid en voedselzekerheid?

Boeren, landschap, burgers en duurzame producten moeten en kunnen hand in hand gaan. In plaats van nog grootschaligere intensieve teelt in Brabant of Nederland moeten we bouwen aan kleinschalige productie op grote schaal. Ook op plekken in de wereld waar voedselschaarste is. Maar in de internationale vrije markt blijft iedereen naar elkaar kijken en zet niemand de eerste stap. Dat is het moment dat de overheid (Provincie, Rijk en EU) de regie moet nemen, richting moet geven en zorgen voor omstandigheden waarbinnen alle betrokkenen kans hebben zich te ontwikkelen. Tot nog toe zijn alle duurzame ontwikkelingen – van zuinigere auto’s tot spaarlampen – begonnen bij een overheid die grenzen stelt aan ongewenste producten productie. Pas dan ontstaat een level playingfield gelijk speelveld waarbinnen duurzame initiatieven een kans krijgen.

Boeren zijn niet zomaar ondernemers. Als een schoenenwinkel failliet gaat komt er een andere ondernemer in zijn pand. Als boeren massaal verdwijnen, gaat dat echter ook ten koste van landschap, natuur en economie. Boeren moeten de kans krijgen om ons Brabantse buitengebied vorm te blijven geven, op een schaal die passend en economisch haalbaar is, waarde toevoegt aan de omgeving en de gezondheid en het welzijn van mensen en dieren niet schaadt. Om ze daarbij te helpen zouden overheid en agrosector samen middelen beschikbaar moeten stellen. Pas dan kan er echt worden omgeschakeld naar een sociaal, ecologisch en economisch verantwoorde voedselproductie.

Dit artikel verscheen eerder in verkorte versie in het Brabants Dagblad, 10 september 2011

U bent hier