h

Informatiebijeenkomst Greenpeace over Belgisch kernafval

29 oktober 2010

Informatiebijeenkomst Greenpeace over Belgisch kernafval

Op dinsdag 26 oktober organiseerde Greenpeace in Tilburg een informatiebijeenkomst over de voorgenomen opslag van Belgisch kernafval in de Boomse klei. Aanwezig waren voor de PS-fractie Veerle Slegers (lid van de cie RM) en Bernard Gerard, fractieondersteuner. Aanwezig waren verder ca 30 mensen, voor ongeveer de helft uit politieke kringen en voornamelijk tegenstanders van het plan.

Als sprekers traden op Eloi Glorieux, campagneleider kernenergie Greenpeace Belgie; dr. Willy Weyns, onafhankelijk hydrogeoloog en auteur van ‘Definitieve berging van hoogradioactief en/of langlevend kernafval in een kleiformatie in de Belgisch-Nederlandse grensstreek; dr. Helen Wallace, auteur van het rapport ‘Rock Solid?’; Nol Verdaasdonk, directeur van de Brabantse Milieu Federatie (BMF); en (alleen bij de einddiscussie) Eric Broers van Brabant Water.

De sprekers
Naast algemene informatie gaf Glorieux aan dat men in België 10.000 m3 afval in de categorie B kwijt moet (laag- en middelactief langlevend) en rond de 4000 m3 in de C-categorie (hoogactief, kort- en langlevend, en hitteafgevend).
Nog in geen enkel land ter wereld, aldus Glorieux, bestond er een functionerende oplossing voor de ondergrondse opslag van kernafval. Op veel plaatsen lopen nog onderzoeken die nog lang niet afgerond zijn, zo ook in België in het ondergrondse laboratorium HADES in Mol. De nu lopende Afvalplan-procedure wil een uitspraak doen over het concept, aldus een van de sprekers, maar de officieuze verwachting is dat de opslag plaats zal vinden in de gemeente Mol of Dessel.

Op de vraag van Bernard Gerard of dat mede kwam omdat de bevolking daar gewend was aan en belang had bij de werkgelegenheid van deze industrie (ook de opwerkingsfabriek staat er), antwoordde de spreker dat dat niet op papier stond, maar dat wel van uit ging. Er is een tijdschema, aldus Glorieux, waarin o.a. staat dat eind 2010 het Afvalplan aan de regering aangeboden wordt, en dat in 2020 de formele vergunningsaanvraag weg gaat.

Willy Weyns besprak de geologische kenmerken van de Boomse en de Ieperiaanse kleiformaties. Hij noemde 9 kenmerken waaraan een ondergrondse opslag van de Europese Commissie (1980) moest voldoen, en meende dat geen van beide geologische systemen ongeschonden door die zeef kwam. Hij noemde o.a. actieve breuken, een te hoge waterdoorlaatbaarheid, poreuze lagen tussen de kleilagen en een te lage warmtegeleiding als probleem.

Verder lichtte Weyns de voorgestelde techniek toe. Die is simpel: men gaat schachten en zijschachten in de klei graven, daarin worden de met staal en beton omgeven vaten met radioactief afval geplaatst, waarna het geheel volledig opgevuld wordt met bentoniet (een kleisoort). Met het afval worden ook de verantwoordelijkheid en de financiële aansprakelijkheid van de nucleaire industrie begraven.

Helen Wallace besprak de vele grote of kleine onzekerheden waarmee een opslag van sterk radioactief materiaal gedurende honderdduizenden jaren gepaard gaat. Dat zijn er zeer vele: de klei verandert, de vaten corroderen, er kan zich gas ontwikkelen, etc.

Nol Verdaasdonk van de BMF gaf geen nieuwe informatie (dat was na de vorige sprekers ook niet meer nodig), maar draaide de avond in de richting van mobilisatie en “wat we nu gingen doen?”. Een van de antwoorden daarop kwam van Veerle Slegers, die een vergelijking maakte met het succes van de mobilisatie bij de actie rond de megastallen.
Waarmee de discussie gestart was. Daarin kwamen enkele thema’s terug.

De discussie
De procedure. Algemeen was men boos over de stiekeme manier waarop een en ander zich afgespeeld had. Eric Broers van Brabant Water zei dat zijn organisatie nog net op tijd een bezwaar had kunnen indienen. Hij noemde de bereikbaarheid van het NIRAS als probleem.

Gezien de beperkte tijd wilde Greenpeace de kernenergie als zodanig niet aan de orde stellen. Men ontkwam daar niet helemaal aan omdat de twee vraagstukken onontwarbaar verknoopt zijn.

Zo legde Glorieux uit, dat het afvalvraagstuk de toekomst van de kernenergie bepaalde. In enquêtes is keer op keer de helft van de bevolking voor, en de andere helft tegen kernenergie. Legt men dezelfde bevolking deze vraag voor met de toevoeging “voor of tegen als het afvalprobleem opgelost zou zijn”, dan is de grote meerderheid voor kernenergie. Het inrichten van een ondergrondse opslag is in die zin een politieke oplossing. Of het ook een wetenschappelijk verantwoorde oplossing is, op die vraag kan echter nog lang geen antwoord worden gegeven.

Een andere vraag is wat men aan moet met het afval dat er nu eenmaal al is. Het antwoord van de aanwezige deskundigen was “bovengronds en dus terughaalbaar”. Maar het scenario om op die manier van de bestaande, eindige voorraad af te komen ziet er heel anders uit als een scenario om afval bovengronds op te slaan bij een oneindig voortgaande productie van nieuw afval.
Nederland slaat zijn hoogradioactieve afval de eerste honderd jaar bovengronds op in een bunker in Borssele.

De relatie met de toekomst van de kernenergie als zodanig werd treffend in beeld gebracht in de persoon van de (aanwezige) Bergeykse wethouder Van der Meijden. Die ziet het lijk al drijven en zet zich oprecht in tegen de opslag van kernafval, misschien wel net bij hem over de grens. Ondertussen zet zijn eigen partij, het CDA, zich op provinciaal niveau in voor de bouw van een nieuwe 2000 MW – kerncentrale in Borssele. Het dilemma van het CDA (en andere voorstanders) is levensgroot.

U bent hier