h

Bijdrage SP in debat over Goedkoop Openbaar Vervoer

26 april 2010

Bijdrage SP in debat over Goedkoop Openbaar Vervoer

Hieronder de tekst zoals uitgesproken door SP Statenlid Mahmut Erciyas tijdens het debat over het Goedkoop Openbaar Vervoer van vrijdag 23 april jl. De moties die de SP heeft ingediend werden niet voldoende ondersteund (alleen GroenLinks en de Partij voor de Dieren gaven hun steun).

Toen wij in mei 2008 startten met de pilots goedkoop openbaar vervoer getuigde dit van lef: we durfden het als provincie aan om op grote schaal te experimenteren met fors lagere tarieven. Dit om te bezien of we via prijsmaatregelen het OV kunnen versterken en het een aantrekkelijkere modaliteit kunnen maken. Het besef dat we moeten zoeken naar alternatieven voor de auto raakt gelukkig wijder verspreid in de samenleving. Wegen slibben immers dicht, de belasting van de leefomgeving en het milieu wordt groter.

Maar houden we het lef en de wil van 2 jaar geleden vast? Dat is de vraag die vandaag beantwoord zal worden voorzitter.

Het college van Gedeputeerde Staten kwalificeert de opbrengsten van de GOV-pilots als “matig”. De SP vindt de pilots succesvol. Als we de indicatoren die de commissie EMG heeft vastgesteld nalopen, moeten we concluderen dat de verwachte effecten grotendeels zijn gerealiseerd. De eindconclusie die je hieraan kunt verbinden kan per fractie verschillen, dat zeg ik er direct bij. Dat is de interpretatievrijheid die de Staten vanaf het begin hebben geclaimd. Toch voorzitter, voor ons springt GOV1 – de pilot voor ouderen en kinderen – er bovenuit. Het busgebruik is fors gestegen onder de doelgroep, de maatschappelijke deelname is toegenomen. En die gegroeide participatie betreft niet alleen het boodschappen doen en sociale relaties onderhouden – die beide overigens een positief economisch effect hebben – ook de deelname aan recreatieve en educatieve activiteiten is toegenomen. Met als gevolg dat onder meer de eenzaamheidsgevoelens onder ouderen zijn afgenomen.

GOV2 – de pilot voor 12 tot en met 64 jarigen – heeft ook een reizigersgroei laten zien, zij het niet zo spectaculair als onder ouderen en kinderen. Wel leert de pilot ons dat met slim tarievenbeleid de potentie van de daluren veel beter is te benutten.

In algemene zin laten de pilots volgens ons zien dat aantrekkelijke tarieven het OV-gebruik doen groeien. Zo hebben we met deze pilots in Brabant een krimp van het busgebruik met 8,5% weten te voorkomen. Het OV sterker maken lukt uiteraard niet met enkel prijsbeleid – stampvolle spitsbussen worden niet aantrekkelijker door lagere tarieven – maar dit lukt ook niet met enkel kwaliteitsbeleid tegen hoge tarieven. Het is niet of/of, het verhaal is en/en. Prijs en kwaliteit zijn communicerende vaten. Dat zien we ook bij de lopende pilots: de reizigersgroei in de Meijerij en Midden-Brabant is veel groter dan in Oost- en West-Brabant, simpelweg omdat het busvervoer daar een hogere frequentie heeft en fijnmaziger is.

Voorzitter, de SP is voorstander van het zo veel mogelijk continueren van de goedkope tarieven, dat zal u niet verbazen. Maar dit prijsbeleid zien wij als een begin van een aanpak waarbij we ook gaan investeren in de kwaliteit van het OV (dan denk ik aan aspecten als comfort, frequentie, fijnmazigheid). Alleen op die manier kan het OV een volwaardige rol spelen in de aanpak van de congestieproblematiek en in de emissiereductie. Dit tweesporenbeleid blijft uiteraard een kwestie van de lange adem, en er is nadrukkelijk een omslag in het denken en een wil, politieke wil, voor noodzakelijk. We moeten ons daarbij realiseren dat Brabant veel heeft te winnen op OV-gebied: onze provincie bungelt qua aandeel busvervoer ergens onderaan de lijst. Laten we het lef dat we hebben laten zien bij het opstellen van het fietsbeleid (waarbij we ook achterstanden hadden in te halen), ook in dit dossier tonen.

Voorzitter, ik kom op de concrete voorstellen van de SP met betrekking tot de toekomst van de GOV-pilots en het tarievenbeleid. Ons ideaalplaatje bestaat uit het structureel maken van de gehanteerde pilottarieven, maar wij zien dat dit financieel erg lastig gaat worden. In afwijking van het collegevoorstel stellen wij het volgende voor:

- Op de eerste plaats willen we het plattarief van 30 cent voor ouderen en kinderen structureel invoeren. De argumentatie hiervoor heb ik zojuist gegeven. Het college zegt oog te hebben voor het belang van de maatschappelijke participatie door deze doelgroep, maar wij hebben berekend dat de leeftijdskorting van 34% en een dalkorting van 20% bij een gemiddelde reis in de spits leidt tot een prijsverhoging en in de dal tot een reductie van enkele procenten ten opzichte van de strippenkaart. Dat is slechts een doekje voor het bloeden voorzitter. Er zijn bezwaren tegen de technische uitvoerbaarheid van het plattarief. Het zou niet te matchen zijn met de OV-chipkaart. De technische mogelijkheden van die kaart zullen echter steeds groter worden; tot de kaart het plattarief aankan kunnen kartonnen kaartjes worden gebruikt, die overigens ook in de overgangsperiode (tot de chipkaart 100% is ingevoerd) gewoon gebruikt zullen worden.

- Verder pleiten wij voor een dalkorting van 40% in plaats van 20% voor alle overige groepen. Dat is een herkenbaar percentage voor de reiziger (de NS hanteert dit ook), maakt de lege zitplaatsen tijdens de daluren financieel aantrekkelijker en compenseert de stijging in de spitstarieven die gepaard zal gaan met de invoering van de OV-chipkaart voor reizigers die in de spits heen en in de dal terug reizen.

- Tot slot voorzitter pleiten wij voor de introductie van een goedkoper aftopabonnement (van € 50,00) voor iedereen en handhaving van de dalurendagkaart voor € 3,00 vanwege het aangetoonde succes van dit laatste kaartje.

Tot slot wil ik voorzitter enkele woorden wijden aan de achtergrond van crisis en bezuinigingen waarin we deze OV-versterkingsbeweging willen inzetten. Die crisis kan niemand ontkennen, maar mag geen reden zijn tot apathie. Ook in moeilijke tijden kan gekozen worden ten gunste van het OV. Door meer middelen naar het OV te verschuiven, in plaats van naar rijkswegen bijvoorbeeld. Of de Essent-middelen in te zetten voor duurzame investeringen in de OV-infrastructuur, om zo middelen voor de exploitatie van het OV vrij te spelen in de Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer.

Overigens voorzitter, het college heeft het spook van het geldgebrek dat een ambitieus OV-beleid steeds de pas afsnijdt, ook zelf gecreëerd. Door af te zien van de indexering van de opcenten op de motorrijtuigenbelasting zijn autobezitters bevoordeeld, en de eigenaren van zware auto’s meer dan bezitters van lichtere voertuigen. Dat is toch een wrange situatie: een provinciebestuur dat op die manier afziet van miljoenen, terwijl het OV schreeuwt om meer investeringen (daarbij denk ik bijvoorbeeld aan het dossier Hoogwaardig Openbaar Vervoer). We zitten in het laatste jaar van deze bestuursperiode en de tijd waarin het beleid in balans gebracht kan worden door de coalitiepartijen die wat minder van de auto en het asfalt zijn wordt krapper.

Tot zover voorzitter.

U bent hier