h

SP stelt vragen m.b.t. gevolgen van de voorgenomen korting op het budget van de jeugdzorgaanbieders

15 november 2009

SP stelt vragen m.b.t. gevolgen van de voorgenomen korting op het budget van de jeugdzorgaanbieders

Wij hebben vernomen dat het College per 1 januari 2010 een bezuinigingsmaatregel van gemiddeld 4% oplegt aan de Brabantse jeugdzorgaanbieders. Dit vanwege het bestaan van wachtlijsten, zo begrijpen wij. Onze indruk is dat de jeugdzorgaanbieders in de afgelopen jaren geconfronteerd zijn met een groeiende vraag naar meer en betere zorg en opvang én te kampen hadden met een enorme bureaucratie. Zij hebben daar met de bestaande middelen zo goed mogelijk antwoord op proberen te geven en die inspanning wordt nu ‘beloond’ met een strafkorting.
Nog afgezien van de bezuiniging zelf is in de visie van de SP anderhalve maand tijd voor het voorbereiden en doorvoeren van een dergelijke ingrijpende maatregel niet realistisch. Misschien zelfs een kwestie van onbehoorlijk bestuur?

N.a.v. deze bezuinigingsoperatie heeft Mia van Boxtel van de SP-statenfractie de volgende vragen aan het college van Gedeputeerde Staten gesteld:
1. Klopt het dat de Brabantse jeugdzorgaanbieders tussen de 3,5% en 4,5% op hun begroting gekort worden? En dat dit gebeurt op grond van het (voort)bestaan van wachtlijsten?
2. Betekent dit dat de instellingen mensen moeten ontslaan, hun reserves méér aan moeten spreken dan verantwoord is en -het allerergste- kinderen de deur moeten wijzen?
3. Zou het kunnen dat er instellingen zijn die een dergelijke financiële klap niet overleven?
4. Is deze bezuiniging niet in tegenspraak met het uitgangspunt dat het belang van het kind centraal staat?
5. Is het juist dat het precieze percentage van de ‘strafkorting’ samenhangt met de grootte van de wachtlijst?
6. Welke factoren spelen volgens u een rol in het ontstaan en voortbestaan van wachtlijsten in de jeugdzorg? Welke zijn intern en welke extern?
7. Op grond van welke kwalitatieve criteria worden de oorzaken van de wachtlijstproblematiek beoordeeld?
8. Welke gevolgen zullen deze bezuinigingen hebben voor de capaciteit van de betrokken instellingen om de kinderen die dat nodig hebben te helpen?
9. Als deze gevolgen negatief zijn, is het dan niet contraproductief en ironisch dat het middel dat u inzet erger is dan de kwaal die het moet bestrijden? Is hier ook geen sprake van ‘blaming the victim’?
10. Zou het niet veel verstandiger zijn om, juist op die plaatsen waar wachtlijsten zijn, méér te investeren, zodat tegemoet gekomen kan worden aan de vraag die er kennelijk vanuit de samenleving is en die door een verbeterde signalering en toeleiding nog steeds lijkt te groeien?

In verband met de aanstaande begrotingsbehandeling verzoeken wij u om deze vragen vóór 20 november te beantwoorden.

U bent hier