h

financieringstekorten voor specifieke opvang van (tiener)moeder en kinderen

1 september 2006

financieringstekorten voor specifieke opvang van (tiener)moeder en kinderen

Opvangmogelijkheden voor moeders en kinderen zijn niet zo dik gezaaid, terwijl de nood hoog is en waarschijnlijk hoger wordt. Voor tienermoeders blijken in Brabant ongeveer 100 plaatsen voor residentiële of intensieve ambulante zorg beschikbaar in de vrouwenopvanghuizen de Bocht in Goirle en Valkenhorst in Breda. In beide huizen zijn 20 plaatsen beschikbaar met 24-uurszorg voor zwangere meisjes of meisjes die net bevallen zijn. Voor het overige zorgt een ambulant team voor intensieve gezinsbegeleiding, over het algemeen met goed resultaat. Beide instellingen zijn erkende zorgaanbieders in het kader van de jeugdzorg. Bureau Jeugdzorg kan cliënten dan ook indiceren voor beide opvanghuizen.

Deze vorm van opvang sluit goed aan bij het erkende beleidsuitgangspunt dat kinderen, indien maar enigszins mogelijk, bij hun ouder(s) moeten kunnen opgroeien. In het geval van tienermoeders is er zelfs sprake van een dubbele indicatie vanuit de taakstelling van de provinciale jeugdzorg. In de Wet op de Jeugdzorg is verder vastgelegd dat jeugdzorg een recht is, maar dit recht komt alleen al gezien de wachtlijsten op alle onderdelen vaak in het gedrang.

Directeur Lian Smits van de Bocht merkt op: Zwangere tienermeisjes en tienermoeders veroorzaken naar buiten toe meestal weinig overlast. Dit maakt dat ze vrij onzichtbaar zijn. Toch heeft de afwezigheid van hulp voor deze groep op termijn enorme gevolgen, ook financieel. Met name tienermoeders die zelf al onder bijvoorbeeld de jeugdbescherming vallen, moeten snel en adequaat geholpen worden, willen ze hun eigen problemen niet onoplosbaar overdragen op hun kinderen.

Mia van Boxtel van de SP Statenfractie stelde hierover de volgende schriftelijke vragen aan het college:

1. Bent u het met ons eens als wij stellen dat een indicatie voor de specifieke zorg die De Bocht en Valkenhorst bieden niet verzilverd kan worden bij de reguliere aanbieders van jeugdzorg, die wel het leeuwendeel van de subsidies ontvangen?
2. Bent u op de hoogte van het gegeven dat er regelmatig meisjes die in een hulpverleningstraject zitten, zwanger worden en bij bovengenoemde instellingen aankloppen voor hulp?
3. Indien u van mening bent dat opvang en begeleiding van tienermoeders bij De Bocht en Valkenhorst in goede handen is -en uw erkenning van deze organisaties als jeugdzorgaanbieder wijst daar toch op- hoe kunt u hen dan de financiering onthouden die nodig is om het recht op jeugdzorg voor een aantal geïndiceerde cliënten te verzilveren? Vindt u het in dat verband aanvaardbaar dat, omdat het geoormerkte potje leeg is, eventueel alleen financiering kan komen uit een ander potje als eerst kunstmatig een wachtlijst gecreëerd wordt?
4. In veel beleidsstukken wordt optimistisch gesteld dat de jeugdzorg steeds meer vraag- in plaats van aanbodgestuurd is. Maar onder andere de toenemende vraag naar de speciale opvang en begeleiding van tienermoeders kan voor zover wij weten door geen enkele reguliere jeugdzorgaanbieder beantwoord worden. Bent u met ons van mening dat dit een goede illustratie is van een haperend financieringssysteem voor de jeugdzorg en dat we, als het écht om kinderen gaat, daar écht iets aan zullen moeten doen? Zou het in dat verband bijvoorbeeld niet veel efficiënter en effectiever zijn om Bureau Jeugdzorg de door haar geïndiceerde hulp rechtstreeks in te laten kopen bij de geëigende erkende aanbieders?

U bent hier