SP stelt opnieuw vragen over verklaring van geen bezwaar FOC Roosendaal
SP stelt opnieuw vragen over verklaring van geen bezwaar FOC Roosendaal
Op 25 augustus 2005 stelde Hugo Polderman van de SP enige vragen over de bevestiging van de verklaring van geen bezwaar voor de ontwikkeling van een FOC te Roosendaal. In de Brabantse Weekberichten No 29 van 23 september vernam de fractie dat uit de antwoorden aan de SP zou blijken dat het TNO rapport een goed inzicht zou geven in de bijdrage van het FOC op de luchtkwaliteit.
Naar aanleiding van de antwoorden die de fractie op 1 oktober ontving stelde Hugo Polderman de volgende aanvullende vragen aan G.S.:
Kunt u mij zeggen op welk wetsartikel uit de WRO het fenomeen van een “bevestiging van een verklaring van geen bezwaar” berust?
Uit uw antwoorden op de door mij gestelde vragen van 25 augustus, stelt u dat de TNO rapporten u voldoende hebben overtuigd om de verklaring van geen bezwaar te bevestigen. Hoe verklaart u dan dat op nadrukkelijke uitnodiging van de rechtbank van Breda de gemeente Roosendaal nog een ander bureau –KEMA-, een aanvullend rapport heeft laten opstellen, juist omdat de bedoelde TNO rapporten volgens de rechtbank onvoldoende aantoonden dat er geen nadelig effect zou optreden voor de luchtkwaliteit?
U baseert uw bevestiging voorts kennelijk op het, aanvankelijk door het college van B&W, gedane voorstel om het vrachtverkeer deels om te leiden. Inmiddels heeft het college deze “oplossing” weer teruggetrokken. Is daarmee ook uw bevestiging weer ingetrokken? U schrijft namelijk dat dit de casus was ten tijde van uw herbevestiging. En zo nee waarom dan niet? (tussen haakjes ik merk op dat er hier sprake is van herbevestiging. Na de bevestiging dus nog een keer, hoe vaak gaat u daarmee door en waarop is dat dan weer gebaseerd?)
U schrijft in uw antwoord van 20 september dat u de gemeente Roosendaal hebt geadviseerd om maatregelen in het kader van het FOC in bredere context te beoordelen. Is dat nu niet juist een provinciale taak, want in hoe brede context moet dit worden bezien? In de rapporten die door de gemeente Roosendaal zijn opgesteld wordt op basis van model berekeningen op 3 meetpunten sterk gefocust op de berekende stijging van de dagen waarop de normen zullen worden overschreden op die meetpunten. Volgens die modelberekeningen zal op alle drie de meetpunten het aantal overschrijdingsdagen boven de norm liggen, zelfs na de zogenaamde zeezoutaftrek. Namelijk 43, 38, en 47 TNO rapport en 43,41 en 43 KEMA.Uit de berekeningen blijkt dan dat het aantal dagen door de komst van het FOC op deze drie meetpunten nauwelijks zou toe nemen. Daargelaten de betrouwbaarheid van dit soort modelberekeningen gaat dat echter voorbij aan de essentie van de problematiek van fijnstof namelijk dat deze deeltjes zich over grote afstanden laten verplaatsen en bij sommige weersomstandigheden dagen en zelfs weken in de lucht blijven. De effecten op de luchtkwaliteit moeten volgens de SP fractie dus inderdaad in bredere context op z’n minst Brabantse schaal worden beoordeeld. Deelt u deze opvatting, en bent u met ons van mening dat dit een provinciale aangelegenheid moet zijn? Wat zijn in deze dan de flankerende maatregelen waarnaar u in antwoord 4 van uw brief van 20 september naar verwijst?
Uit de getoonde sheets vertoont op 8 september j.l. tijdens een presentatie over de luchtkwaliteit in Brabant in de commissie R&M, blijkt dat de situatie in Oost Brabant het meest zorgelijk is. Deelt u mijn veronderstelling dat de meest voorkomende westelijke windrichting hier een rol in speelt? Is het passend in uw terechte zorgen over de volksgezondheid om een initiatief voor een FOC met een verkeersaantrekkende werking van meer dan één miljoen auto’s per jaar in het westen van onze provincie toe te staan, c.q eerdere geen-bezwaar-verklaringen te bevestigen c.q. te herbevestigen? Is uw opmerking van 20 september in antwoord 4 dat door de realisatie van het FOC, “U geen verslechtering van de huidige situatie ziet”, serieus bedoelt? Meent u werkelijk dat één miljoen auto’s extra geen effect zal hebben op de luchtkwaliteit in Brabant? Op welke wetenschappelijke rapporten baseert u dat inzicht?
Hoe is de bezorgdheid die u ventileert in de memo voor de cie. RM van 8 sept. te rijmen met de kennelijke nonchalance waarmee u de verklaring van geen bezwaar voor het initiatief voor een FOC te Roosendaal heeft (her)bevestigd? Een besluit genomen in een GS vergadering waarbij slecht 1 (één) GS lid aanwezig was! Denkt u dat dit besluit stand houdt in een bodemprocedure bij de RvS?
Uit de recente uitspraken van de Raad van State kan afgeleid worden dat de afdeling Bestuursrechtspraak van mening is dat ook provinciale en lokale overheden hun eigen verantwoordelijkheid hebben in het gezamenlijke streven van de Nederlandse overheden om te kunnen voldoen aan de Europese normen voor de luchtkwaliteit. Als we willen voorkomen dat (woning)bouw activiteiten in oost Brabant niet “op slot”moeten, is het dan niet verstandig om terughoudend te zijn met die initiatieven die mede veroorzaker zijn van de fijnstof problematiek, b.v. een grote toename van het autoverkeer? Past de instemming voor een verkeersaantrekkende initiatief als een FOC dan wel in de Brabantse opdracht om in de nabije toekomst te kunnen voldoen aan de besluiten luchtkwaliteit? Moeten we juist hier niet een soort “saldo benadering” van toepassing verklaren: Valt per saldo de luchtkwaliteit in Oost Brabant te verbeteren of in ieder geval niet te verslechteren door een dergelijk initiatief in West Brabant na te laten c.q. als provincie niet toe te staan?
- Zie ook:
- Ruimte in Brabant