h
Verkiezingsprogramma 2023 Brabant is van ons allemaal!

Economie en Werk

Noord-Brabant is belangrijk voor de economie van Nederland; zie bijvoorbeeld het industrie-gebied Moerdijk, de Brainportregio Eindhoven met de Hightech campus en Automotive Campus. De werkloosheid nam in de afgelopen periode af en staat nu op bijna vier procent, waarmee Brabant na Zeeland de provincie is met het laagste werkloosheidspercentage. De SP heeft in de afgelopen bestuursperiode hieraan haar bijdrage geleverd. Er zijn extra middelen ingezet om werkloosheid aan te pakken, het MKB heeft een prominente plaats gekregen in economische stimuleringsmaatregelen, en er is hard gewerkt om de vrijetijdseconomie beter van de grond te krijgen zodat met name lager geschoolde mensen aan het werk kunnen. Bij de overgang naar een duurzame landbouw is verbrede economische bedrijvigheid gestimuleerd. Het Life Science Park in Oss is opgezet om het verlies van de massaontslagen van Organon enigszins op te vangen en om voor een langere periode weer een economisch stimulans te creëren voor de regio Oss.

Voor technologische ontwikkelingen is goede scholing op alle niveaus erg belangrijk, net als ruimte voor vernieuwing. Maar er is ook aandacht nodig voor de grote groep Brabanders die van het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) komt en voor laagopgeleide arbeidskrachten. Een groot deel van de mbo’ers die nu worden opgeleid, heeft geen of weinig uitzicht op passend werk. Veel mbo-banen zijn immers verdwenen door automatisering (administratie en financiële dienstverlening, maar ook steeds vaker in de logistiek en techniek), bezuinigingen (zorg en welzijn) en verdringing door de Europese dienstenrichtlijn (bijvoorbeeld bouw, logistiek, agro-industrie). Deze ontwikkelingen dwingen tot een daadkrachtige, gezamenlijke aanpak door overheid, bedrijfsleven en onderwijs, en wel zo snel mogelijk.

De detailhandel is niet alleen belangrijk voor de economie maar ook verweven met de samenleving. Winkelstraten en winkelcentra vormen het kloppend hart van onze buurten, stads- en dorpscentra. De economische crisis heeft ook en vooral kleine ondernemers geraakt. Overal staan winkelpanden leeg. Deze leegstand is de afgelopen jaren flink toegenomen. Naast de wereldwijde crisis is er de tendens om buiten het centrum grote winkelcentra te bouwen omdat de grond en de huur hier goedkoper zijn. In het verleden hebben gemeenten en provincie hier te meegaand op geacteerd. Dit heeft gevolgen voor de kleine ondernemer in het centrum of in de wijken die hiermee niet kan concurreren door de hoge huurlasten, met name in het centrum. De toename van internetwinkels heeft ook z’n weerslag op de detailhandel.

Grote bedrijven en multinationals vormen een belangrijk onderdeel van de Brabantse economie. Sommige van deze bedrijven hebben gunstige afspraken met de belastingdienst gemaakt, de vestigingsgrond goedkoop aangekocht of van overheidswege subsidies gekregen voor innovatie-projecten. De gang van zaken bij onder meer Organon en Philip Morris heeft laten zien welke impact het op de Brabantse samenleving en economie kan hebben als zo’n groot bedrijf wegvalt. Veel Brabanders verliezen hun baan en hun toekomstperspectief. Maatschappelijk verantwoord onder-nemerschap betekent dat ook grote en multinationale concerns zich betrokken tonen en solidair zijn met de samenlevingen waar zij zijn gevestigd. Het kan niet zo zijn dat overheid en samenleving met door de gemeenschap opgebrachte middelen flink bijdragen aan de winstontwikkeling van private bedrijven en vervolgens ook nog de rekening moeten betalen als deze bedrijven sluiten of vertrekken omdat de winsten in hun ogen niet hoog genoeg meer zijn.

ONZE VOORSTELLEN:
  • De provincie bevordert de werkgelegenheid door haar arbeidsmarktbeleid.
  • Bij het stimuleren van werkgelegenheid moet aandacht zijn voor specifieke doelgroepen die het moeilijk hebben op de arbeidsmarkt. Het MKB en de familiebedrijven zijn de grootste banenmotoren en hebben van oudsher een grote binding met de vestigingsplaats. Het is ook belangrijk extra aandacht te geven aan bedrijfstakken die veel werkgelegenheid opleveren voor deze doelgroepen.
  • De provincie besteedt zelf ook veel uit aan externe partijen. Het provinciale aanbestedingsbeleid moet gebaseerd zijn op duurzaamheid en correcte arbeidswetgeving. De provincie zal nooit direct of indirect mensen laten werken onder het minimumloon. Lokale en regionale (kleine) bedrijven dienen ook een eerlijke kans te krijgen.
  • De provincie bevordert regionale dialogen tussen mbo-opleidingen en in dezelfde regio actieve MKB-bedrijven en andere belangrijke werkgevers voor technisch opgeleiden, om zo te komen tot een betere afstemming van de geboden opleidingen op de werkelijke behoeften van het bedrijfsleven.
  • Het bedrijfsleven moet worden aangesproken op zijn verantwoordelijkheid om de kwalificaties van zijn personeel op peil te houden (bijvoorbeeld door afspraken te maken over bijscholing) in plaats van te gokken op de beschikbaarheid van goedkope buitenlandse arbeidskrachten.
  • De provincie moet met alle Brabantse werkgevers bindende afspraken maken over voldoende kwalitatief goede werkervarings- en stageplekken voor mbo’ers. Ook in de eigen organisatie dient zij in die plekken te voorzien. Daarbij verdienen kansarme groepen leerlingen speciale aandacht. De provincie Noord-Brabant en de door de provincie gesubsidieerde instellingen nemen in hun personeelsbeleid expliciet op dat zij actief, gericht en meetbaar werk maken van het inzetten van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, waaronder specifiek begrepen mensen met beperkingen.
  • Er moet een betere match worden gemaakt tussen de arbeidsmarkt en de werkzoekende. Vooral de bij- en omscholing en bemiddeling van kansarme werklozen zal veel meer gericht moeten zijn op bestaande vacatures en kansrijke sectoren. Succesvolle sociale ondernemers zoals sommige van de vroegere sociale werkplaatsen zouden hier een adviserende rol in kunnen spelen.
  • Veel geld gaat via allerlei commerciële loopbaanbegeleidings- en coachingsbureaus naar allerlei projecten om werklozen aan het werk te krijgen: de arbeids- en stagebemiddeling. Dit geld moet voortaan zoveel mogelijk rechtstreeks naar structurele activiteiten op dit gebied van scholen en werkgevers; onnodige bureaucratie dient hierbij vermeden te worden.
  • De publieke sector staat in brand als gevolg van jarenlange bezuinigingen vanuit het Rijk. Ook de provincie heeft hier last van, denk aan handhaving in het buitengebied door de politie en de NVWA. De provincie neemt deze taken niet over, maar trekt samen met de betrokkenen op richting het Rijk wanneer dat nodig, zoals dat in het verleden ook is gebeurd met de afhandeling van drugsdumpingen.
  • We zullen zorginstellingen aanspreken op hun verantwoordelijkheid wanneer zij betaald personeel vervangen door vrijwilligers.
  • We zetten voor onderwijs, ontwikkeling en arbeidsmarkt 15 miljoen in. De Brabantse economie functioneert op allerlei niveaus, van grootschalige internationale concerns tot kleinschalige lokale bedrijven. Dat vraagt om een economisch beleid met aandacht voor alle niveaus, van de kenniseconomie tot beroepspraktijk en betere aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld op het gebied van landbouw.
  • In het provinciaal economisch beleid is en blijft toerisme (vrijetijdseconomie) een speerpunt.
  • Het MKB en de familiebedrijven zijn de ruggengraat van de economie, aanjagers van vernieuwing en ze zijn de grootste banenmotoren. De provincie moet vernieuwing en werkgelegenheid in het MKB zoveel mogelijk stimuleren.
  • Actieve betrokkenheid bij het bedrijfsleven mag er niet toe leiden dat de provincie financieel-economische risico’s op zich neemt die eigenlijk bij het particuliere bedrijfsleven en de banken thuishoren. Dit geldt ook voor agrarische bedrijven.
  • De provincie zal stimuleren dat in Brabant kredietcoöperaties voor het MKB worden opgericht
  • Grote bedrijven vinden zelf vaak hun weg wel naar samenwerkingsverbanden en subsidie- en investeringsstromen. Innovatieve MKB-ondernemers moeten beter en gemakkelijker toegang krijgen tot provinciale en EU-fondsen.
  • De provincie voert de regie op bovengemeentelijke afstemming, rekening houdend met krimp. Zij doet dit door in overleg te treden met gemeenten en regionale plannen op te stellen.
  • De provincie moet wildgroei van winkellocaties tegengaan en terughoudend zijn met het verlenen van medewerking en het geven van toestemming voor de bouw van nieuwe winkels en nieuwe winkellocaties. Uitgangspunt is: eerst de bestaande leegstand en de bestaande winkellocaties benutten.
  • De aanpak van de leegstand van winkelpanden is gemeentelijk beleid. De provincie zet zich in om samen met de gemeenten een plan van aanpak te maken om leegstand te bestrijden, zoals het creëren van mogelijkheden voor andere passende bestemmingen en functies voor deze panden.
  • Bij uitgifte van grond buiten de stad aan grote winkellocaties voor winkelcentra ziet de provincie erop toe dat er geen oneerlijke concurrentie in huur- en grondprijs ontstaat ten opzichte van de winkelier in het centrum van stad of dorp.
  • De provincie moet zich blijven inzetten voor de bereikbaarheid en de duurzame (her)inrichting van Brabantse bedrijventerreinen, daarbij rekening houdend met de draagkracht van de omgeving en de druk op natuur en luchtkwaliteit.
  • Provinciale inspanningen moeten gericht zijn op revitalisering, efficiënte inrichting en uitgifte van bestaande bedrijventerreinen.
  • Zeer zuinig moet worden omgegaan met grond voor nieuwe bedrijventerreinen. Nieuwe grond mag alleen in zeer uitzonderlijke situatie worden uitgegeven en alleen als er geen mogelijkheden bestaan in bestaande nabijgelegen bedrijventerreinen.
  • Bij het ontwikkelen van bedrijventerreinen moeten ook de voorziene regionale demografische ontwikkelingen in de toekomst en het effect ervan worden meegewogen. Denk aan belangrijke factoren als krimp, vergrijzing, ontgroening, beschikbare beroepsbevolking, enzovoort.
  • Samenwerking van het havenschap Moerdijk met andere havenbedrijven zoals het havenbedrijf Rotterdam mag niet ten koste gaan van de zelfstandigheid van het havenschap en van de samenwerking met havenbedrijven binnen Noord-Brabant.
  • De provinciale overheid zal in het Havenschap Moerdijk haar meerderheidspositie handhaven.
  • Goederenvervoer tussen Rotterdam of Moerdijk en Antwerpen moet zo min mogelijk over de weg plaatsvinden en zo veel mogelijk over het spoor, over water en ondergronds.
  • Ondanks dat de logistiek een belangrijke sector is in Brabant moeten we wel kritisch op deze sector blijven letten. Gesleep met allerlei goederen over de hele wereld is niet altijd goed voor het milieu of voor de lokale, regionale economieën.
  • De provincie moet in samenspraak met grote werkgevers in de provincie een fonds oprichten waaraan bedrijven met meer dan 200 werknemers een vrijwillige financiële bijdrage leveren. Uit dit fonds kunnen toeleveranciers en gedupeerde maatschappelijke organisaties sociaal-financiële steun krijgen om de negatieve effecten van reorganisatie of sluiting van zo’n bedrijf op te vangen.
  • De provincie moet stimuleren dat deze bedrijven hun verantwoordelijkheid nemen en een voorbeeldfunctie vervullen in maatschappelijk verantwoord ondernemerschap.
  • Provincie en gemeenten vernemen de sluiting of reorganisatieplannen van grote bedrijven vaak te laat. Gezien de omvang van hun activiteiten, werknemersaantal en impact op de regionale samenleving moeten zij het provinciebestuur en gemeentebestuur in een veel eerder stadium van hun voorgenomen plannen in kennis stellen. Goedkoop aangekochte vestigingsgrond moet bij sluiting van een bedrijf voor de toen overeengekomen prijs als eerste schoon worden aangeboden aan de gemeente/provincie.
  • In het hele provinciale economische beleid richten we ons op het creëren van goede werkgelegenheid met bestaanszekerheid en onder goede arbeidsvoorwaarden; we gaan zoveel mogelijk uit van vaste en niet van flexbanen.
  • Van bedrijven die zich in Brabant willen vestigen eisen wij dat zij zich richten op werkgelegenheid voor Brabanders en oog hebben voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt; pas in allerlaatste instantie, als de Brabantse arbeidsmarkt op geen enkele wijze in hun behoefte kan voorzien, kan er een beroep gedaan worden op arbeidsmigranten.
  • De provincie stopt iedere medewerking met werkgevers en uitzendbureaus (bijvoorbeeld in hun zoektocht naar huisvesting) die niet dezelfde arbeidsvoorwaarden hanteren voor arbeidsmigranten. Dan gaat het om loon, arbeidsomstandigheden en huisvesting.
  • In 2019 gaat de provincie de regionale samenwerkingsverbanden waarin zij deelneemt, zoals Agrofood Capital, evalueren en onderzoeken op wat ze concreet hebben opgeleverd. Op basis daarvan beslissen we of ermee doorgaan of niet.
  • De provincie maakt snel internet voor iedereen in Brabant bereikbaar en betaalbaar.

U bent hier