Veiligheid
De lessen uit het verleden, met name geleerd rond Chemiepack, brengen de SP tot de conclusie
dat op bedrijventerreinen met gevaarlijke bedrijven de veiligheid niet alleen georganiseerd moet
worden op het niveau van de individuele onderneming, maar ook op dat van de grotere omgeving.
In Moerdijk kreeg dat bijvoorbeeld vorm via de ontwikkeling van het systeem NL-alert en via de
oprichting van een eigen brandweer voor het hele bedrijventerrein.
Dit voorbeeld moet in aan de lokale situatie aangepaste vorm worden opgepikt door alle
bedrijventerreinen in Brabant met BRZO-bedrijven, en leiden tot gebiedsgerichte
veiligheidsplannen. Een ander veiligheidsprobleem is het vervoer van gevaarlijke stoffen per trein.
Treinvervoer is relatief veilig, maar gaat soms fout. Het probleem speelt in West-Brabant op de route
Dordrecht- Antwerpen, nog een paar jaar op de lijn T ilburg-Breda en straks in verhevigde mate op de
Noord- Zuid route Vught – Boxtel en verder.
In Brabants belang is dat vraag en aanbod van chemicaliën zo dicht mogelijk bij elkaar gepland
wordt, dat waar mogelijk buisleidingen ingezet worden en/of dat de gevaarlijke treinen zoveel
mogelijk de Betuwelijn volgen, maar dat kan niet altijd.
De provincie gaat niet over het spoor, maar zit wel met de gevolgen ervan en moet die zo klein
mogelijk zien te krijgen.
Op het platteland vraagt de veilige omgang met mest meer aandacht, waarbij mest buiten de
vergister een groter gevaar is dan mest binnen de vergister. Dit gevaar bestaat vooral voor de
mensen die er mee werken. Voor het publiek op afstand is er mogelijk sprake van hinder, maar als
regel niet van direct gevaar.
Om het reële of gevoelde veiligheidsprobleem van publiek en personeel te verminderen moeten er
extra afspraken gemaakt worden.
Stank, een stressfactor in zichzelf, moet en kan worden tegengegaan met een goede
milieuvergunning. Voor de duidelijkheid: er is teveel mest, want er zijn teveel dieren. Het kan dus niet
de bedoeling zijn om naar een maximale opbrengst te streven. Mestverwerking is een middel om afval
te verwerken dat er toch al is.
Onze voorstellen:
- De provincie moet, kost wat kost, een redelijk aantal onaangekondigde controles blijven uitvoeren bij gevaarlijke bedrijven, waarvoor zij zelf bevoegd gezag is, en gemeenten aanmoedigen hetzelfde te doen. De handhaving en controle worden geïntensiveerd.
- De provincie stimuleert dat er meer dan tot nu toe over veiligheid nagedacht wordt op het niveau van het bedrijventerrein als geheel, met daarin elementen als:
- aandacht voor een veilige inrichting van het terrein bij nieuwe aanleg
- eigen materiaal voor rampenbestrijding, gericht op de lokale situatie
- Inspelen op het systeem NL-Alert
- evacuatieplannen (en oefening daarvan) op (delen van) het bedrijventerrein
- digitaal voorraadbeheer van gevaarlijke stoffen ten behoeve van een betere brandbestrijding
- beter in kaart brengen van externe domino-effecten
De provincie moet zich inzetten voor een betere wettelijke basis voor een dergelijke aanpak.
- De provincie moet zich bij het Rijk inzetten voor betere en veiliger rail-infrastructuur (bijvoorbeeld door het aanleggen van de zogenaamde VeZa boog) en voor veiliger en minder luidruchtige wagons.
Mestverwerking:
- de provincie maakt zich sterk voor een verplichte adequate scholing voor exploitanten van mestverwerkers en hun personeel
- Mestvergisters vallen onder het BRZO als ze erg groot zijn (volume biogastank meer dan 4000 m3). Ze vallen dan ook automatisch onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). Het zou goed zijn als biogasinstallaties al bij kleinere tankvolumes categoriaal onder het BEVI vielen (bijvoorbeeld vanaf 2000 m3)
- De verwerker moet zodanig gesitueerd zijn, dat de vele vervoersbewegingen geen gevaar opleveren voor het andere verkeer.
- Alle activiteiten (ook de omgang met covergistingsmateriaal) moeten inpandig plaatsvinden en ook de afzuiging moet deugdelijk gefilterd worden. Dit moet in de milieuvergunning verankerd worden.
- Bij covergisting gaat de mestvergisting naadloos over in de afvalverwerking. Dat brengt grote risico’s op fraude met zich mee. Hier ligt een zware handhavende taak die goed moet worden ingevuld.
- Alle BRZO en IPPC bedrijven behoren onder Provinciaal gezag te vallen.
- De drie omgevingsdiensten (controleren namens de provincie en gemeenten de vergunningverlening en houden het toezicht en de handhaving hierop) worden doorontwikkeld, een fusie wordt niet op voorhand uitgesloten.
- De samenwerking tussen omgevingsdiensten, bevoegde gezagen, politie, OM, NVWA, waterschappen en het Rijk wordt verbeterd.
- Er komt meer aandacht voor de veiligheidscultuur bij gevaarlijke bedrijven.