h

Economie en werk

Noord-Brabant is onderhand de economische motor van Nederland aan het worden, zie bijvoorbeeld het industriegebied Moerdijk, de Brainport regio Eindhoven met de Hightech campus en Automotive Campus. Maar de financiële crisis heeft ook Brabant diep geraakt. De werkloosheid nam toe en inspanningen om de economie in Brabant aan te jagen en in beweging te houden waren nodig. De SP heeft in de afgelopen bestuursperiode hieraan haar bijdrage geleverd. Er zijn extra middelen ingezet omwerkloosheid aan te pakken, het MKB heeft een prominente plaats gekregen in economische stimuleringsmaatregelen, er wordt hard gewerkt om de vrijetijdseconomie beter van de grond te krijgen zodat met name lager geschoolde mensen aan het werk kunnen. Bij de overgang naar een duurzame landbouw wordt verbrede economische bedrijvigheid gestimuleerd, het Life Science
Park in Oss is opgezet om het verlies van de massaontslagen van Organon enigszins op te vangen en om voor een langere periode weer een economisch aanjaagwiel te creëren voor de regio Oss.

Onderwijs, Ontwikkeling en Arbeidsmarkt 

Voor technologische ontwikkelingen is goede scholing op hoog niveau erg belangrijk, net als ruimte voor vernieuwing. Maar er is ook aandacht nodig voor de grote groep Brabanders die van het middelbaar beroeps onderwijs (mbo) komt en voor laag opgeleide arbeidskrachten. Een groot deel van de mbo’ers die nu worden opgeleid, heeft geen of weinig uitzicht op passend werk. Veel mbo-banen zijn immers verdwenen door automatisering (administratie, financiële dienstverlening), bezuinigingen (zorg en welzijn) en verdringing door de Europese dienstenrichtlijn (bijv. bouw, logistiek, agro). Deze ontwikkelingen dwingen tot een slimme daadkrachtige gezamenlijke aanpak  door overheid, bedrijfsleven en onderwijs, en wel zo snel mogelijk.

Detailhandel

De detailhandel is niet alleen belangrijk voor de economie maar ook verweven met de samenleving. Winkelstraten en winkelcentra vormen het kloppend hart van onze buurten, stads-en dorpscentra. De economische crisis heeft ook en vooral kleine ondernemers geraakt. Overal staan veel winkelpanden leeg. Deze leegstand is de afgelopen jaren flink toegenomen. Naast de wereldwijde crisis is er de tendens om buiten het centrum grote winkelcentra te bouwen omdat de grond en de huur hier goedkoper zijn. Dit heeft gevolgen voor de kleine ondernemer in het centrum of in de wijken die hiermee niet kan concurreren door de hoge huurlasten in met name het centrum. De toename van internetwinkels heeft ook zijn weerslag op de detailhandel.

Multinationals

Grote bedrijven en multinationals vormen een belangrijk onderdeel van de Brabantse economie Sommige van deze bedrijven hebben gunstige afspraken met de belastingdienst gemaakt, de vestigingsgrond goedkoop aangekocht of van overheidswege subsidies gekregen voor innovatieprojecten. De gang van zaken bij ondermeer Organon en Philip Morris heeft laten zien
welke impact het op de Brabantse samenleving en economie kan hebben als zo'n groot bedrijf
wegvalt. Veel Brabanders verliezen hun baan en hun toekomstperspectief. Maatschappelijk verantwoord ondernemerschap betekent dat ook grote en multinationale concerns zich betrokken tonen en solidair zijn met de samenlevingen waar zij zijn gevestigd. Het kan niet zo zijn dat overheid en samenleving met door de gemeenschap opgebrachte middelen flink bijdragen aan de winstontwikkeling van private bedrijven en vervolgens ook nog de rekening moeten betalen als
deze bedrijven sluiten of vertrekken omdat de winsten niet hoog genoeg meer zijn.

Onze voorstellen:

  •  De provincie kan door het arbeidsmarktbeleid de werkgelegenheid bevorderen, maar dat mag niet ten koste gaan van de mensen, de natuur, het milieu en het leefklimaat.
  •  Bij het creëren van werkgelegenheid moet aandacht zijn voor specifieke doelgroepen die het moeilijk hebben op de arbeidsmarkt. Het MKB is de grootste banenmotor en heeft van oudsher een grote binding met de vestigingsplaats. Het is ook belangrijk extra aandacht te geven aan bedrijfstakken die veel werkgelegenheid opleveren voor deze doelgroepen.
  • De provincie besteedt zelf ook veel uit aan externe partijen. Het provinciale aanbestedingsbeleid moet gebaseerd zijn op duurzaamheid en correcte arbeidswetgeving.
  • De provincie bevordert dat mbo-opgeleiden en mkb-bedrijven elkaar beter kunnen vinden
  • De provincie moet actief meedenken met mbo-scholen over het creëren van werk en banen voor mbo- studenten.
  • Het bedrijfsleven moet worden aangesproken op zijn verantwoordelijkheid om de kwalificaties van zijn personeel op peil te houden in plaats van te gokken op de beschikbaarheid van goedkope buitenlandse arbeidskrachten.
  • De provincie moet met alle Brabantse werkgevers bindende afspraken maken over voldoende kwalitatief goede werkervarings- en stageplekken voor mbo'ers, ook in de eigen organisatie. Daarbij verdienen kansarme groepen leerlingen speciale aandacht. De provincie Noord Brabant en de door de provincie gesubsidieerde instellingen nemen in hun personeelsbeleid expliciet op dat zij actief, gericht en meetbaar werk maken van het inzetten van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, waaronder specifiek begrepen mensen met beperkingen.
  • Er moet een betere match worden gemaakt tussen de arbeidsmarkt en de werkzoekende. Vooral de bij- en omscholing en bemiddeling van kansarme werklozen zal veel meer gericht moeten zijn op bestaande vacatures en kansrijke sectoren.
  • Veel geld gaat via allerlei commerciële loopbaanbegeleidings- en coachingsbureaus naar allerlei projecten om werklozen aan het werk te krijgen: de arbeids- en stagebemiddeling. Dit geld moet voortaan zoveel mogelijk rechtstreeks naar structurele activiteiten op dit gebied van scholen en werkgevers.
  • Vroegtijdige schooluitval (met name op het MBO) moet zoveel mogelijk worden voorkomen, onder andere door samen met het bedrijfsleven en andere maatschappelijke partners te zorgen voor genoeg werk.
  • Als gevolg van de reeds ingezette en voorgenomen Rijksbezuinigingen in de zorg zijn er massale ontslagen in Brabantse zorginstellingen. De provincie moet met de gemeenten en anderen een Masterplan bedenken voor mogelijke oplossingen voor het verdwijnen van arbeidsplaatsen, het creëren van nieuwe arbeidsplaatsen en de om – en bijscholing van werkenden in de zorg
  • De provincie zal de zorginstellingen aanspreken op hun verantwoordelijkheid bij het ontslaan van gediplomeerde krachten en bij vervanging door minder gekwalificeerd en dus goedkoper personeel. Hetzelfde geldt voor instellingen die personeel dwingen om een lagere en/of minder betalende functie te accepteren of om salaris in te leveren.
  • De SP zet voor onderwijs, ontwikkeling en arbeidsmarkt 15 miljoen in. De Brabantse economie functioneert op allerlei niveaus, van grootschalige internationale concerns tot kleinschalige lokale bedrijven. Dat vraagt om een economisch beleid met aandacht voor alle niveaus, van de kenniseconomie tot beroepspraktijk en betere aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld op het gebied van landbouw.
  • In het provinciaal economisch beleid is het toerisme (vrijetijdseconomie) een speerpunt
  • Het mkb is de ruggengraat van de economie, aanjager van vernieuwing en de grootste banenmotor. De provincie moet vernieuwing en werkgelegenheid in het mkb zoveel mogelijk stimuleren.
  • Actieve betrokkenheid bij het bedrijfsleven mag er niet toe leiden dat de provincie financieel- economische risico’s op zich neemt die eigenlijk bij het particuliere bedrijfsleven en de banken thuishoren.
  • De provincie zal stimuleren dat in Brabant kredietcoöperaties voor het mkb worden opgericht
  • Grote bedrijven vinden zelf vaak hun weg wel naar samenwerkingsverbanden en subsidie- en investeringsstromen. Innovatieve Mkb-ondernemers moeten beter en gemakkelijker toegang krijgen tot provinciale en EU-fondsen.
  • De provincie zal de aanbestedingen van grote projecten zo opsplitsen dat ook kleinere regionale en lokale bedrijven zich kunnen inschrijven en een gerede kans maken om mee te doen.
  • De provincie voert de regie op bovengemeentelijke afstemming, rekening houdend met krimp. Zij doet dit door in overleg te treden met gemeenten en regionale plannen op te stellen.
  • De provincie moet wildgroei van winkellocaties tegengaan en terughoudend zijn met het verlenen van medewerking en het verlenen van toestemming voor bouw van nieuwe winkels en nieuwe winkellocaties. Uitgangspunt is: eerst de bestaande leegstand en winkellocaties benutten.
  • De aanpak van de leegstand van winkelpanden is hoofdzakelijk gemeentelijk beleid. De provincie maakt met de gemeenten desnoods een bovengemeentelijk plan van aanpak tegen leegstand van winkelpanden zoals het creëren van mogelijkheden voor andere passende bestemmingen en functies voor deze panden.
  • De provincie stimuleert dat door voldoende winkelaanbod de leefbaarheid van plattelandsgemeenten niet verder onder druk komt te staan.
  • Bij uitgifte van grond buiten de stad aan grote winkellocaties voor winkelcentra ziet de provincie erop toe dat er geen oneerlijke concurrentie in huur en grondprijs ontstaat ten opzichte van de winkelier in het centrum van stad of dorp.
  • De provincie moet zich blijven inzetten voor de bereikbaarheid en de duurzame ( her)inrichting van Brabantse bedrijventerreinen, daarbij rekening houdend met de draagkracht van de omgeving en de druk op natuur en luchtkwaliteit.
  • Provinciale inspanningen moeten gericht zijn op revitalisering, efficiënte inrichting en uitgifte van bestaande bedrijventerreinen.
  • Zeer zuinig moet worden omgegaan met grond voor nieuwe bedrijventerreinen. Nieuwe grond mag alleen in zeer uitzonderlijke situatie worden uitgegeven en alleen als er geen mogelijkheden bestaan in bestaande nabijgelegen bedrijventerreinen.
  • Bij het ontwikkelen van bedrijventerreinen moeten ook de voorziene regionale demografische ontwikkelingen in de toekomst en het effect ervan worden meegewogen. Denk aan belangrijke factoren als krimp, vergrijzing, ontgroening, beschikbare beroepsbevolking enz.
  • Samenwerking van het havenschap Moerdijk met andere havenbedrijven zoals het havenbedrijf Rotterdam mag niet ten koste gaan van de zelfstandigheid van het havenschap en van de samenwerking met havenbedrijven binnen Noord-Brabant.
  • De provinciale overheid zal in het Havenschap Moerdijk haar meerderheidspositie handhaven.
  • Goederenvervoer tussen Rotterdam of Moerdijk en Antwerpen moet zo min mogelijk over de weg plaatsvinden.
  • De provincie moet in samenspraak met grote werkgevers in de provincie een fonds oprichten waaraan bedrijven met meer dan 200 werknemers een vrijwillige financiële bijdrage leveren. Uit dit fonds kunnen toeleveranciers en gedupeerde maatschappelijke organisaties sociaal-financiële steun krijgen om de negatieve effecten van reorganisatie of sluiting van een zo’n bedrijf op te vangen.
  • De provincie moet stimuleren dat deze bedrijven hun verantwoordelijkheid nemen en een voorbeeldfunctie vervullen in maatschappelijk verantwoord ondernemerschap
  • Provincie en gemeenten vernemen de sluiting of reorganisatieplannen van grote bedrijven vaak te laat. Gezien de omvang van hun activiteiten, werknemersaantal en impact op de regionale samenleving moeten zij het provinciebestuur en gemeentebestuur in een veel eerdere stadium van hun voorgenomen plannen in kennis stellen. Goedkoop aangekochte vestigingsgrond moet bij sluiting van een bedrijf voor de toen overeengekomen prijs als eerste schoon worden aangeboden aan de gemeente/provincie.
  • In regio West-Brabant wordt naar een oplossing gezocht voor het banenverlies naar aanleiding van recente sluitingen zoals bij Philip Morris. Organon in Oss zou hierbij als voorbeeld kunnen dienen.

U bent hier