h

Landbouw en veeteelt

In de afgelopen periode is de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij vastgesteld. Dit
instrument moet er voor gaan zorgen dat Brabant een veehouderij krijgt die op een gezonde
manier is verbonden met de sociale en fysieke leefomgeving. Ook zijn er op aangeven van de SP
stappen gezet naar een integraal provinciaal mestbeleid om het enorme mestoverschot tegen te gaan. De SP heeft aandacht en ondersteuning gevraagd voor opkomende lokale voedselcollectieven. De SP heeft het voortouw genomen in kritische gesprekken met
supermarkten (retail) en verwerkende bedrijven (bijv. slachterijen) met als doel overleg en bindende afspraken over eerlijkere verdeling van invloed en opbrengsten in de keten tussen producenten, verwerkers, retail en consumenten. De provincie heeft formeel geen zeggenschap over deze bedrijven maar de Brabantse samenleving wordt wel direct en voortdurend geconfronteerd  met de gevolgen vanhun activiteiten. Dus mag en moet de provincie actief proberen deze bedrijven (waarvan enkele grote en invloedrijke zich op Brabants grondgebied bevinden) ertoe te bewegen hun maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen.

Dierenwelzijn

Een voordeel van minder dieren is dat er meer ruimte is, zowel binnen als buiten de stal,
voor de overgebleven dieren. Op die manier kunnen varkens, pluimvee en rundvee veel beter hun
natuurlijke gedrag vertonen en gaat hun welzijn er op vooruit. Voor rundvee geldt dat zij idealiter
in de wei lopen, met de keuze voor beschutting. De samenleving vraagt daarom en het is beter
voor de dieren. De huidige neiging is om grotere stallen te bouwen en meer vee te houden. Dat
kan en wil Brabant ecologisch en maatschappelijk niet dragen.

Voedselzekerheid, voedselveiligheid, bestaanszekerheid

Tegelijk horen boeren bij Brabant. Zij produceren ons voedsel onder strenge regelgeving waardoor
onze voedselveiligheid beter is gewaarborgd dan bij in verre buitenlanden geproduceerde
producten waar die regels niet gelden. Boeren leveren bovendien met hun bedrijf een belangrijke
bijdrage aan de Brabantse economie en moeten hun bedrijf kunnen ontwikkelen. Tegelijk staan ze
onder grote druk van de wereldmarkt. De grote supermarktketens en voedselverwerkende
multinationals dwingen boeren om zo goedkoop mogelijk te produceren, anders kopen ze hun
voorraden gewoon in het buitenland. Brabantse boeren kunnen dat nu alleen als ze hun bedrijf
uitbreiden en veel meer dieren gaan houden in grotere stallen of meer groente en fruit
gaan telen in grotere kassen. Banken stimuleren deze grootschaligheid omdat zij dik
verdienen aan de financiering ervan, net als adviesbureaus. Maar steeds meer boeren komen in de
financiële problemen of willen niet mee in deze industrialisering van hun beroep en levensstijl. De
macht van de grote multinationals in de voedselketen is veel te groot en moet worden teruggedrongen
ten behoeve van de voedselveiligheid en voedselzekerheid voor alle Brabanders en de
bestaanszekerheid van Brabantse boeren.

Volksgezondheid

De SP vindt dat de overheid vooral een beschermende rol moet spelen. De provincie moet dus het
voortouw nemen bij het bewaken van de volksgezondheid. Dat is nog een reden om naar minder
dieren toe te werken: hoe meer vee dicht bij elkaar, hoe groter de kans op nieuwe zoönosen (op
de mens overdraagbare dierziektes) na de varkenspest, gekke koeienziekte, vogelgriep en de q-
koorts die nog maar een paar jaar geleden zoveel mensen ziek maakte en zelfs sterfgevallen
veroorzaakte. Er worden nog steeds Brabanders getroffen door de gevolgen van die q-koorts. Zij
moeten alle ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. De provincie moet daarin onder meer een
bemiddelende rol spelen. Volksgezondheid moet een zwaarwegend criterium worden bij het
verlenen van toestemming en vergunningen voor de ontwikkeling van agrarische bedrijven. De
provincie moet de mogelijkheid hebben om in specifieke gevallen een Gezondheidseffectrapportage op
te laten stellen bij de uitbreidingsplannen van een specifieke ondernemer of een groep ondernemers.
Daarnaast moet het voorzorgbeginsel kunnen worden gehanteerd: Bij twijfel niet uitbreiden van een
veebedrijf, ook als er nog geen sluitend bewijs voor een verband tussen gezondheidsrisico’s en
veehouderij is maar wel sterke aanwijzingen. De minimum afstand tussen veehouderij en bewoning
moet in afwachting van nader onderzoek worden gesteld op 250 meter. Bij uitbreidingsplannen van
veehouderij moet niet alleen het effect op volksgezondheid van het individuele bedrijf worden bekeken
maar ook het cumulatief effect, dus de gevolgen van de stapeling van veegerelateerde activiteiten in de
omgeving. De Provinciale Raad voor de Volksgezondheid en de GGD’s moeten een adviserende rol
hebben op het gebied van volksgezondheid.

Onze voorstellen:

  • De provincie moet zo snel mogelijk alle mogelijke maatregelen nemen die uiteindelijk bijdragen aan het sterk verminderen van de veestapel en het mestoverschot in Brabant. Waar de provincie dat niet zelf kan, moet zij alles in het werk blijven stellen om de landelijke en Europese overheden ertoe te bewegen om daarbij te helpen.
  • De Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij moet zo snel mogelijk leiden tot kringlooplandbouw op regionale schaal en grondgebonden veehouderij.
  • De Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij moet volksgezondheid als zwaarwegend criterium opnemen voor ontwikkeling en uitbreiding van activiteiten op het gebied van veehouderij.
  • Het voorzorgbeginsel moet kunnen worden gehanteerd: Bij twijfel niet uitbreiden van een veebedrijf, ook als er nog geen sluitend bewijs voor een verband tussen gezondheidsrisico’s en veehouderij is maar wel sterke aanwijzingen.
  • Het cumulatief effect (de stapeling) van vee-gerelateerde activiteiten in een gebied moet een criterium zijn bij het verlenen van toestemming voor ontwikkeling of uitbreiding van veehouderij of daarmee verband houdende activiteiten.
  • De provincie moet streekeigen productie en –consumptie actief bevorderen en gemengde bedrijven (die produceren voor meerdere markten en dus aan risicospreiding doen) actief stimuleren en ondersteunen. Ook moeten ondernemers die willen overschakelen naar biologische productie of daaraan verwante bedrijfsvoering worden ondersteund en gestimuleerd.
  • Samen met agrarische ondernemers en met onderwijsinstellingen als de HAS, Helicon, Tilburg University en de Technische Universiteit Eindhoven moeten alternatieven voor gangbare, industriële grootschalige agrarische bedrijvigheid worden ontwikkeld. Studenten aan deze instellingen moeten worden betrokken bij deze alternatieven ontwikkeling.
  • De provincie moet ecologisch verantwoord werkende voedselcollectieven van burgers en boeren actief ondersteunen met benodigde adviezen, het bij elkaar brengen van geschikte partners, het ruimte bieden in vergunningverlening voor ecologisch, economisch, ethisch en esthetisch verantwoorde agrarische activiteiten die ten goede komen aan deze voedselcollectieven e.d. De provincie stimuleert educatie over voeding.
  • De provincie moet al het mogelijke doen om supermarkten en voedselverwerkende bedrijven, zeker die op Brabants grondgebied, ertoe te bewegen hun maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen door hun boerenleveranciers een eerlijke, reële prijs te betalen en gezonde, verstandige in Brabant geproduceerde producten in hun schappen te leggen.
  • De provincie moet onderzoek laten doen naar de bodemgesteldheid in Brabant, in kaart brengen welke problemen er zijn met welke oorzaken en met welke gevolgen voor volksgezondheid, natuur, luchtkwaliteit en leefomgeving die staat van de Brabantse bodem heeft, en maatregelen nemen om de bedreigingen weg te nemen en de bodemkwaliteit te verbeteren.
  • Het mestoverschot moet worden weggewerkt door de best beschikbare innovatieve veiligetechnieken mogelijk te maken maar onder strenge voorwaarden die volksgezondheid, milieu en leefomgeving beschermen. Dat kan soms mestverwerking zijn en soms mestvergisting maar alleen op logische locaties die geen overlast of gevaar voor volksgezondheid, milieu of leefomgeving opleveren, in samenspraak met de bewoners van een gebied. Ook moet er een limiet zijn aan de mest die wordt verwerkt of vergist: alleen in Brabant geproduceerde mest. En er moet actief worden gewerkt, samen met alle maatschappelijke partners in Brabant en daarbuiten, aan de echte oplossing voor teveel mest: kringlooplandbouw en minder veedieren.
  • Niet alleen het aantal veedieren moet minder maar ook de concentratie va dieren en vee-gerelateerde overlast gevende activiteiten in regio’s als de Peel en de Kempen moet actief worden teruggedrongen.
  • Een te grote concentratie van grootschalige glastuinbouwbedrijven moet worden ontmoedigd. Plannen moeten worden gemaakt, samen met ondernemers en gemeenten, om weg te sturen van de enorme monocultuur en niet-onderscheidende bulkproductie in de glastuinbouw die de concurrentiepositie van Brabantse boeren ondermijnt en hun bedrijven erg kwetsbaar maakt (denk aan de EHEC-bacterie en de Ruslandboycot).
  • Gemeenten moeten worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid om actief te controleren dat Oost-Europese werknemers in de agro fatsoenlijk worden gehuisvest, deel kunnen uitmaken van de lokale samenleving en eerlijk en menswaardig worden behandeld en betaald door hun werkgevers. Eerlijke productie, eerlijk werk, eerlijke handel, eerlijk eten. Dit principe moet ook een criterium worden in al het provinciale agro-economische beleid.
  • Als agrarische ondernemers hun bedrijf verstandig willen ontwikkelen, moet dat kunnen. Ontwikkeling is echter niet hetzelfde als groei in kwantiteit en ruimte. Ontwikkeling, verbreding, verdieping is goed en nodig. Grootschaligheid, monocultuur en meer dieren beslist niet.
  • Boeren en anderen die nieuwe, ecologisch en economisch verstandige diensten, producten en markten willen ontwikkelen moeten actief worden ondersteund. Dat geldt ook voor de samenwerking van boeren onderling, bijvoorbeeld door de oprichting van moderne coöperaties en collectieven.
  • Omwonenden van een zich ontwikkelend boerenbedrijf en andere direct betrokkenen moeten serieus kunnen meepraten over welke ontwikkelingen gewenst zijn en welke niet. Provincie en gemeenten moeten boeren en buitenlui helpen zich met elkaar te verbinden zodat het besef ontstaat dat de een niet zonder de ander kan. Het is mogelijk om in een bepaalde harmonie en verbondenheid naast elkaar te bestaan en met elkaar te leven. De overheid moet dat stimuleren en ondersteunen.
  • Proefvelden en productievelden voor genetisch gemanipuleerde gewassen en producten van bedrijven als Monsanto en Pioneer worden niet toegestaan
  • Verrommeling en verstening van het platteland moeten actief worden bestreden in samenwerking met gemeenten. Met ecologisch verstandig en vernieuwend denkende boeren die zich verbinden met de lokale samenleving moet actief worden meegedacht over de herbenutting van de ruimte op en rond hun bedrijf.
  • Boeren, terreinbeheerders als Natuurmonumenten, Brabants Landschap en Staatsbosbeheer, milieuorganisaties en burgers die goede ideeën hebben voor natuurbeheer en – bescherming in samenspraak met agrarische activiteiten verdienen een actief meedenkende houding van de provincie.
  • De provincie bepleit wetgeving waardoor het mogelijk wordt gecontroleerd, veilig en legaal cannabis te telen.

U bent hier